Klas 2 week 4 bijvoeglijk nw 2

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Programme d'aujourd'hui
Bijvoeglijke naamwoorden
herhalen

Slide 2 - Diapositive

Prends ton ordinateur

Slide 3 - Diapositive

Révision 
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 4 - Question de remorquage

Welk bijvoeglijk naamwoord is de basisvorm?
A
mannelijke vorm in het enkelvoud
B
mannelijke vorm in het meervoud
C
vrouwelijke vorm in het enkelvoud
D
vrouwelijke vorm in het meervoud

Slide 5 - Quiz

Dus hoe zet je een bijvoeglijk naamwoord in de vrouwelijke vorm ?
A
met een extra -e
B
met een extra -s

Slide 6 - Quiz

De vertaling van verlegen is 'timide'
Wat is juist:
A
La femme timide
B
La femme timidee
C
La femme timides
D
La femme timidees

Slide 7 - Quiz

De vertaling van jong is 'jeune'.
Wat is juist:
A
La fille est jeunee
B
La fille est jeunes
C
La fille est jeune
D
La fille est jeunes

Slide 8 - Quiz

De vertaling van grijs is 'gris'
Wat is juist: (chat = mannelijk)
A
Les chats griss
B
Les chats gris
C
Les chats grise
D
Les chats grises

Slide 9 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord komt in het Frans bijna altijd ... het zelfstandig naamwoord.
A
voor (voorbeeld: l'intéressant film)
B
achter (voorbeeld: le film intéressant)

Slide 10 - Quiz

Pak in je boek (A) pagina 70 en 71 er bij. Je ziet twee groene blokken. Gevonden?
A
Ja, gevonden.

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.
C
Elle porte une robe bleu.
D
Elle porte une robe bleues.

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

A
La robe est nouveau
B
La robe est nouveaux
C
La robe est nouvelle
D
La robe est nouvelles

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord
A
La soupe est bonne
B
La soupe est bon
C
La soupe est bons
D
La soupe est bonnes

Slide 14 - Quiz

Sleep de bijvoeglijke naamwoorden naar het juiste vakje. 
vieille
belles
bonne
nouveaux
bons
beaux
vieux
nouveau
bon
beau
bleues
grandes
belle

Slide 15 - Question de remorquage

1 une question difficiles

2 Le gâteau est bon.

3 Je vois des filles françaises.

4 La voiture est noir.

5 Les actrices sont amusantes..

6 J'ai eu une bon note.

7 Elise a un grand chien .
VORM van het bijvoeglijk naamwoord : Is de zin goed of fout? Sleep de ster achter de zin naar het goede vak.

Slide 16 - Question de remorquage

C'est la fin
Au revoir!
Salut!   A plus!  A+  Ciao!
Bonne journée!! 

Slide 17 - Diapositive