3.2 k3
1 / 22
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Sam wilt op vakantie, wat voor spaarmotief hoort hierbij?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Rente
Slide 4 - Quiz
Tom wilt graag geld achter de hand hebben, omdat er elke moment zomaar iets stuk kan gaan. Wat voor spaarmotief hoort hierbij?
A
Doel
B
Rente
C
Voorzorg
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Ik wil €300 op een spaarrekening zetten. Het rentepercentage is 2% als ik mijn spaargeld voor 5 jaar op de bank laat staan dan ontvang ik 5% rente. Welk begrip past hierbij?
A
Betalingsverkeer
B
Beleggen
C
Variabele rente
D
Spaardeposito
Slide 8 - Quiz
Als de rent bij ING 3% is en bij ABN 2,3%. Waar ga ik dan sparen?
A
ING
B
ABN
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Als de rente op jou spaarrekening 5% is en de inflatie is 3%. Wat gebeurt er dan met jou koopkracht?
A
Stijgt
B
Daalt
