Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Vandaag
Herhaling en oefenvragen
Thema 6: Mens en milieu
Slide 1 - Diapositive
Is voor nitrificatie door nitrificerende bacteriën zuurstof nodig? En voor denitrificatie?
A
alleen voor denitrificatie
B
voor zowel nitrificatie als denitrificatie
C
alleen voor nitrificatie
D
geen van beiden
Slide 2 - Quiz
Wat is waar over stikstofbindende bacteriën
A
zetten ammonium om in N2
B
zeten ammoniak om in ammonium
C
zetten N2 om in ammonium
D
zetten N2 om in nitraat
Slide 3 - Quiz
Bij de afbraak van eiwitten door rottingsbacteriën ontstaan
A
ammoniak en CO2
B
ureum en ammoniak
C
ammoniak en nitraat
D
ureum en CO2
Slide 4 - Quiz
Welke sloot is het gezondst?
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Waardoor verminderd doorzicht? En waardoor op korte termijn geen verbetering?
Slide 9 - Carte mentale
1
2
3
4
5
6
7
8
zuurstofgehalte neemt af
reducenten sterven
meer mineralen in oppervlaktewater
andere organismen sterven
reducenten nemen toe
algen en nemen drastisch toe
O2gehalte neemt sterk af
ondergedoken waterplanten sterven
Slide 10 - Question de remorquage
Groenbemesting
Wat voor stoffen hebben planten nodig om te groeien?
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
stikstofbalans verstoord? rol vlinderbloemigen? onderploegen?
Slide 15 - Carte mentale
Slide 16 - Diapositive
Van welk of van welke processen is deze uitgespoelde stikstof afkomstig: keuze uit 1. fotochem. stikstof fix. 2 nitrificatie. 3 denitrificatie
A
1 en 3
B
1 en 2
C
3
D
2 en 3
Slide 17 - Quiz
Bestrijding (van ziekten)
wat doe je ertegen?
-mechanische bestrijding
-chemische bestrijding
-biologische bestrijding
- verandering erfelijke eigenschappen
Slide 18 - Diapositive
chemische bestrijding
Het blijft aanwezig in de natuur
Accumulatie (ophoping van gif in dieren)
Iedere stap in de voedselketen neemt het percentage gif ten opzichte van het percentage biomassa toe.
Slide 19 - Diapositive
Het ontstaan van resistentie
Slide 20 - Diapositive
Biologische bestrijding
Gebruik maken van natuurlijke vijanden.
Voorbeeld: last van witte vliegen? Zet sluipwespen in om de witte vliegen uit te roeien
Slide 21 - Diapositive
Verplaats de juiste afbeeldingen naar het juiste type bestrijding
Slide 22 - Diapositive
biologische bestrijding
chemische bestrijding
verandering erfelijke eigenschappen
mechanische bestrijding
onkruid wieden
Slide 23 - Question de remorquage
In enkele polders zijn experimenten gedaan om de randen van akkers niet langer te bespuiten met bestrijdingsmiddelen. I.p. dv werden randen verbreed, ingezaaid met wilde planten en niet meer bewerkt. De rest van de akker werd normaal bewerkt. Daarop werd geploegd, ingezaaid, geoogst en zo nodig gespoten met bestrijdingsmiddelen. Na de nieuwe behandeling van de randen van de akkers zagen de boeren in de loop van de jaren een toename van het aantal veldmuizen, patrijzen, torenvalken en kerkuilen. uitspraak I: Bij de patrijzen en veldmuizen treedt nu geen accumulatie van bestrijdingsmiddelen op uitspraak II: De patrijzen en veldmuizen hebben nu meer en/of gevarieerder voedsel welke uitspra(a)k(en) is/zijn juist?
A
uitspraak I
B
uitspraak II
C
uitspraak I en II zijn juist
D
uitspraak I en II zijn onjuist
Slide 24 - Quiz
Drie typen veeteeltbedrijven zijn: 1 een gemengd bedrijf (akkerbouw en veeteelt), waar het voedsel voor het vee op het bedrijf zelf wordt verbouwd, 2 een veeteeltbedrijf, waar het vee 's zomers in de wei graast en 's winters voornamelijk wordt gevoed met hooi van het eigen grasland, 3 een veemesterij, waar het vee wordt gevoerd met geïmporteerd voedsel. Welk bedrijf draagt bij een gelijk aantal dieren het meest bij aan het mestoverschot?
A
bedrijf 1
B
bedrijf 2
C
bedrijf 3
Slide 25 - Quiz
Feromonen zijn seksuele lokstoffen die onder andere door vrouwelijke individuen van bepaalde insectensoorten worden geproduceerd. Door deze feromonen kunnen de mannetjes de vrouwtjes al op grote afstand vinden. Vrouwtjes die éénmaal hebben gepaard, verliezen hun belangstelling voor mannetjes. Een mannetje kan met zeer veel vrouwtjes paren. Met behulp van feromonen worden in de paringstijd mannetjes van een schadelijke insectensoort gelokt en gevangen. Maatregelen: 1 Deze mannetjes worden onvruchtbaar gemaakt en daarna weer in hetzelfde gebied losgelaten. Zij kunnen daarna nog wel paren.2 Deze mannetjes worden gedood. Zal het aantal insecten waaruit de volgende generatie zal bestaan het sterkst worden beperkt door maatregel 1 of door maatregel 2 of maakt het hiervoor niet uit welke maatregel wordt getroffen?