6.3 Voedselproductie

Thema 6 Mens en Milieu
B3 
Voedselproductie
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Thema 6 Mens en Milieu
B3 
Voedselproductie

Slide 1 - Diapositive

Is voor nitrificatie van nitrificerende bacteriën zuurstof nodig? en voor denitrificatie?
A
alleen voor denitrificatie
B
voor zowel nitrificatie als denitrificatie
C
alleen voor nitrificatie
D
geen van beiden

Slide 2 - Quiz

Wat is waar over stikstofbindende bacteriën
A
zetten ammonium om in N2
B
zeten ammoniak om in ammonium
C
zetten N2 om in ammonium
D
zetten N2 om in nitraat

Slide 3 - Quiz

Bij de afbrak van eiwitten door rottingsbacteriën ontstaan?
A
ammoniak en CO2
B
ureum en ammoniak
C
ammoniak en nitraat
D
ureum en CO2

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen en begrippen B3
  • Je kent manieren waarop een optimale productie van voedsel kan worden verkregen
  • Je kent verschillen in de wijze van voedselproductie in de gangbare en de biologische landbouw
  • Voor- en nadelen van de verschillende vormen van bestrijding kennen
  • Oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water kennen en mogelijke oplossing daarvoor

Begrippen: pesticiden, resistent, persistent, accumulatie, veredeling, mestoverschot, biologisch, eutrofiëring, waterbloei


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Bemesting
Abiotische omstandigheden die geregeld worden:  
- bodembewerking
- bescherming tegen ziekten en plagen 
- voedingsstoffen in de bodem

Voedingsstoffen verdwijnen doordat:
1. gewassen van het land weggehaald worden
2. door regen op een kale bodem mineralen uitspoelen naar diepere lagen.

Slide 7 - Diapositive

Oplossing: bemesten
kunstmest (NO3 of PO4) of stalmest
Stalmest wordt door reducenten afgebroken, zodat de mineralen beschikbaar komen voor de planten.

Effeciënte landbouwmethoden verbouwen in monocultuur: op een grote oppervlakte staat één soort gewas.  Nadeel plaagvorming en ziektes

Een plaag kan ontstaan door: 
1 groot voedselaanbod 
2 ontbreken van natuurlijke vijand

Slide 8 - Diapositive

Bestrijding van plagen
  • mechanisch: het vangen of wegjagen van dieren. Door gewenning wordt dit minder effectief.
  • chemische bestrijding: pesticiden (herbiciden en insecticiden

Deze zijn erg effectief, maar:
- niet soort-specifiek, dus nuttige dieren gaan ook dood
- organismen kunnen resistent (ongevoelig) voor gif worden

Slide 9 - Diapositive

Het ontstaan van resistentie

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Pesticiden
Pesticiden zijn ook persistent: 

ze worden niet of nauwelijks langs natuurlijke weg afgebroken. 

Gevolg accumulatie:

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Afvoer van pesticiden
Pesticiden komen deels in het oppervlaktewater terecht. Een ander deel komt in het grondwater en zodoende in ons drinkwater.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Methoden voor verbetering van organismen
  • veredelen of fokken: nakomelingen met de meest gunstige eigenschappen worden geselecteerd om verder te kruisen. Hierdoor worden de meest gunstige eigenschappen in de nakomelingen gekregen.

  • recombinant DNA technieken: DNA wordt ingebracht, eventueel van een ander soort, om de gewenste eigenschappen te krijgen, bijv resistentie bij planten.

Slide 22 - Diapositive

Plantenveredeling

Slide 23 - Diapositive

Fokken
Bij dieren wordt kunstmatige inseminatie toegepast om goede eigenschappen door te geven of IVF, waarbij veel draagkoeien gebruikt worden om veel nakomelingen van een goede stier en een goede koe tegelijkertijd te krijgen.

Slide 24 - Diapositive

Biologische landbouw
Door in een cyclus verschillende gewassen te verbouwen, wordt uitputting van de bodem voorkomen en is er een kleinere kans op een plaag.

Dieren krijgen voldoende ruimte, biologisch geteeld voer zonder standaard antibiotica.

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Water
Het water op aarde is aanwezig als oppervlaktewater of als grondwater. Oppervlakte water is naast rivieren en sloten ook de bovenste laag van zeeën en oceanen.

Vervuiling van oppervlaktewater komt via natuurlijke weg: dode resten van planten en dieren. Reducenten zetten dit om in anorganische stoffen. Dit is het zelfreinigende vermogen van water.

Slide 27 - Diapositive

Eutrofiëring en waterbloei

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien

Oefenopgave

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Hoeveel procent was je score?

Slide 32 - Question ouverte

Nog een extra video over
diverse vormen van landbouw en visserij

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

1
2
3
4
5
6
7
8
zuurstofgehalte neemt af
reducenten sterven 
meer mineralen in oppervlaktewater
andere organismen sterven
reducenten nemen toe
algen en nemen drastisch toe
O2gehalte neemt sterk af
ondergedoken waterplanten sterven

Slide 35 - Question de remorquage

biologische bestrijding
chemische bestrijding
verandering erfelijke eigenschappen
mechanische bestrijding
onkruid wieden

Slide 36 - Question de remorquage

In enkele polders zijn experimenten gedaan om de randen van akkers niet langer te bespuiten met bestrijdingsmiddelen. I.p. dv werden randen verbreed, ingezaaid met wilde planten en niet meer bewerkt. De rest van de akker werd normaal bewerkt. Daarop werd geploegd, ingezaaid, geoogst en zo nodig gespoten met bestrijdingsmiddelen. Na de nieuwe behandeling van de randen van de akkers zagen de boeren in de loop van de jaren een toename van het aantal veldmuizen, patrijzen, torenvalken en kerkuilen.
uitspraak I: Bij de patrijzen en veldmuizen treedt nu geen accumulatie van bestrijdingsmiddelen op
uitspraak II: De patrijzen en veldmuizen hebben nu meer en/of gevarieerder voedsel
welke uitspra(a)k(en) is/zijn juist
A
uitspraak I
B
uitspraak II
C
uitspraak I en II zijn juist
D
uitspraak I en II zijn onjuist

Slide 37 - Quiz

Drie typen veeteeltbedrijven zijn: 1 een gemengd bedrijf (akkerbouw en veeteelt), waar het voedsel voor het vee op het bedrijf zelf wordt verbouwd,
2 een veeteeltbedrijf, waar het vee 's zomers in de wei graast en 's winters voornamelijk wordt gevoed met hooi van het eigen grasland,
3 een veemesterij, waar het vee wordt gevoerd met geïmporteerd voedsel.
Welk bedrijf draagt bij een gelijk aantal dieren het meest bij aan het mestoverschot?
A
bedrijf 1
B
bedrijf 2
C
bedrijf 3

Slide 38 - Quiz

Feromonen zijn seksuele lokstoffen die onder andere door vrouwelijke individuen van bepaalde insectensoorten worden geproduceerd. Door deze feromonen kunnen de mannetjes de vrouwtjes al op grote afstand vinden. Vrouwtjes die éénmaal hebben gepaard, verliezen hun belangstelling voor mannetjes. Een mannetje kan met zeer veel vrouwtjes paren. Met behulp van feromonen worden in de paringstijd mannetjes van een schadelijke insectensoort gelokt en gevangen. Maatregelen:
1 Deze mannetjes worden onvruchtbaar gemaakt en daarna weer in hetzelfde gebied losgelaten. Zij kunnen daarna nog wel paren.2 Deze mannetjes worden gedood.
Zal het aantal insecten waaruit de volgende generatie zal bestaan het sterkst worden beperkt door maatregel 1 of door maatregel 2 of maakt het hiervoor niet uit welke maatregel wordt getroffen?
A
maatregel 1
B
maatregel 2
C
maakt niet uit

Slide 39 - Quiz