Herhaling H3 + 5.3 (1HVd)

Herhaling H3 (waarnemen) + H5 (planten)
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H3 (waarnemen) + H5 (planten)

Slide 1 - Diapositive

Zintuigen 
- In je zintuigen liggen zintuigcellen 
- De zintuigcellen liggen aangesloten op de zenuwen

Slide 2 - Diapositive

Prikkels en impulsen
Wat gebeurt er nu precies met een prikkel?

Elk zintuig heeft zintuigcellen
In zintuigcellen ontstaan impulsen ('seintjes')
De impulsen gaan naar de hersenen (en dan wordt je je ervan bewust)

Slide 3 - Diapositive

Zet de handelingen in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
In de hersenen merk je dat je je telefoon hoort; je beslist om je telefoon te pakken
De gehoorzintuigen zetten de prikkels om in impulsen; impulsen gaan door de zenuwen naar de hersenen
Hetgeluid van de telefoon is een prikkel voor de gehoorzintuigen
Impulsen gaan door de zenuwen naar de armspieren
De armspieren ontvangen impulsen en trekken samen: je pakt je telefoon

Slide 4 - Question de remorquage

Wat is de functie van je hersenen als het gaat om het waarnemen van prikkels?

Slide 5 - Question ouverte

Zenuwen bestaan uit verschillende soorten zenuwcellen: bewegingszenuwcellen en gevoelszenuwcel.

Als je aan het eten bent, welke soort zenuwcel zorgt er dan voor dat je je arm beweegt om een hap te kunnen nemen?
A
Bewegingszenuwcel
B
Gevoelszenuwcel

Slide 6 - Quiz

Welke onderdelen van het oog ken je?

Slide 7 - Carte mentale

Welk onderdeel van het oog bevat geen zintuigcellen?
A
Vaatvlies
B
Iris
C
Blinde vlek
D
Alle bovenstaande hebben geen zintuigcellen

Slide 8 - Quiz

Onderdelen van het oog
- 3 lagen: hoornvlies, vaatvlies, netvlies
- Pupil: pupilreflex
- Lens: accomoderen
- Iris: kleur


Slide 9 - Diapositive

Waar zitten de zintuigcellen wel? En hoe heten de twee zintuigcellen van het oog?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen de pupilreflex en het accomoderen?

Slide 11 - Question ouverte

Atropine is een stof die gebruikt wordt bij oogonderzoek. Als atropine in een oog wordt gedruppeld, wordt de pupil zo groot mogelijk.

Rondom de lens achter de pupil bevindt zich een spier die het accommoderen regelt. Als atropine in de ogen wordt gedruppeld, ontspannen deze spieren zich. De lenzen worden dan zo plat mogelijk. Heeft dit gevolgen voor het scherp zien?
A
Nee
B
Ja, je kan daardoor dichtbij niet meer scherp zien
C
Ja, je kan daardoor veraf niet meer scherp zien
D
Ja, je kan daardoor zowel veraf als dichtbij niet meer scherp zien

Slide 12 - Quiz

In het het oor worden prikkels omgezet in impulsen. Welke letter geeft de plek aan waar prikkels worden omgezet in impulsen?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 13 - Quiz

Wat is geluid?

Slide 14 - Question ouverte

Een laag geluid is een trilling die snel beweegt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Een hoog geluid is een trilling die snel beweegt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Met behulp van welke onderdelen van het lichaam maken mensen verschillende soorten geluiden?

Slide 17 - Question ouverte

H5: Planten

Slide 18 - Diapositive

Planten zijn zelfvoorzienend, wat betekent dat?

Slide 19 - Question ouverte

Welk celonderdeel heeft een plantencel wel maar een dierlijke cel niet?
A
Bladgroenkorrel
B
Celwand
C
Celkern
D
Alle drie

Slide 20 - Quiz

Wat heeft een plant niet nodig om zelf voedingsstoffen te maken?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Glucose
D
Zonlicht

Slide 21 - Quiz

Wat zijn de eindproducten van fotosynthese?
A
Zuurstof en koolstofdioxide
B
Glucose en zuurstof
C
Glucose en koolstofdioxide

Slide 22 - Quiz

Waar halen planten in de winter/herfst (als er geen blaadjes meer aan de bomen zitten) hun voedingsstoffen vandaan?

Slide 23 - Question ouverte