V5-T5-BS1&2

Thema 5 - Planten
Bs 1&2
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 5 - Planten
Bs 1&2

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een plant is / heeft wel
Een plant is / heeft niet
autotroof
heterotroof
prokaryoot

eukaryoot

chlorofyl
mitochondriën
osmose
skelet
last van parasieten
producent
consument
reducent
turgor
mitose
meiose
biotische factor
abiotische factor
organen
eencellig

meercellig

vacuole
endosymbionten

Slide 2 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een plantencel heeft deze onderdelen...

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Leerdoel: Je kent de onderdelen van een plantencel met hun functie
Regelt alles wat er gebeurt in de cel
hierdoor is de cel stevig
Regelt welke stof de cel in en uit gaan
zorgt voor een stevige laag om de cel heen
Stroperige vloeistof, hierin liggen de celkern en de bladgroenkorrels
Geeft de plant zijn groene kleur en maken voedingsstoffen 
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Groei bij planten.
Wat heeft een plant allemaal nodig? Welke beperkende factoren voor groei ken jij? Het zijn er 6....

Slide 7 - Carte mentale

*Voeding
* Watervoorziening
* Zuurstof + CO2
* Temperatuur
* Lichtintensiteit
* Luchtvochtigheid
In algemene zin heeft een plant nodig om te groeien:
- CO2
- lichtenergie (fotonen)
- H2O
- bladgroenkorrels

En ook...!
- O2      (voor de dissimilatie!)
- mineralen (voor de voortgezette assimilatie)
- temperatuur (hebben enzymen nodig om stofwisseling mogelijk te maken)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sapstroom
  • Houtvaten (Xyleem) Anorganische sapstroom
    (water en mineralen)
    OMHOOG

  • Bastvaten (Floeem)
    Organische sapstroom
    (glucose en reservestoffen) OMLAAG

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doorsnede van een blad. Wat zijn 8 en 9?
A
8 = houtvat 9 = bastvat
B
8 = bastvat 9 = houtvat

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Groei bij planten
  • Groei bij planten treedt op door celdelingen en door celstrekking. 

  • Lengtegroei: aan de uiteinden van de stengels en de wortels -> meristeem in de hoofd- en zijknoppen aan de uiteinden verborgen
  • Diktegroei: is mogelijk door het in een kring gelegen meristeem, cambium genoemd, in de (zij)stengels.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Diktegroei
Het cambium (lichtblauw)

Slide 15 - Diapositive

Bij diktegroei noemen we het meristeem het cambium. Hieruit worden de houtvaten en bastvaten gevormd.
Diktegroei
Cambiumcellen delen en vormen xyleem en floeem

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar in planten bevind zich het cambium?
A
In de stengels
B
In de wortels
C
In alle weefsels die delen
D
In de bladeren

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ontstaan jaarringen?
A
Uit de bastvaten
B
Uit de houtvaten
C
Uit al het weefsel dat elk jaar wordt gevormd
D
Uit het dekweefsel

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Een duidelijke en gedetailleerde uitwerking hiervan staat in het filmpje dat op de ELO staat (en op biologiepagina.nl)
Wat is juist?
A
B
C
A
A: Houtvaten B: Bastvaten C: Parenchym
B
A: Bastvaten B: Parenchym C: Houtvaten
C
A: Houtvaten B: Parenchym C: Bastvaten
D
A: Bastvaten B: Houtvaten C: Parenchym

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk organel zul je dan ook veelvuldig aantreffen in endodermiscellen?

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Huidmondjes
  • Regelen verdamping
  • Afname turgor sluitcellen door watertekort zorgt voor vormverandering waardoor huidmondje dicht gaat
  • Kan ook onder invloed van licht en CO2

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

CO2 - huidmondjes

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

CO2 - huidmondjes
Veel fotosynthese ->
Veel glucose (= ATP) ->
Veel K+ naar binnen (actief transport) ->
Veel water volgt door osmose ->
Stevige cellen ->
Huidmondjes open

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

CO2 - huidmondjes
                                                 Hoge temperatuur ->
                                                 Veel verdamping ->
                                                 Weinig instroom van water ->
                                                 Slappe cellen ->
                                                 Huidmondjes dicht
                                                maar ook reactie op andere indicatoren                                                    (zoals CO2 gehalte)

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

C3 planten (95% van alle planten)
Bij tekort aan CO2 gaat rubisco met O2 
reageren (fotorespiratie). 

Er wordt geen glucose meer gevormd (er ontstaat nl. een C2 product) en dus 
geen ATP. 

De NPP en productiviteit nemen enorm af.

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor C3 planten is het dus belangrijk om te voorkomen dat ze slap gaan hangen (door watertekort of hoge temperatuur) Waarom?

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

C4 planten (maïs, woestijnplanten)
C4 planten kunnen fotorespiratie omzeilen:
- Ze binden CO2 in hun bladcellen met enzym PEP-carboxylase (werkt ook bij lage concentraties CO2)
- Het product dat daarbij ontstaat is oxaalazijnzuur (C4)
- Oxaalazijnzuur wordt weer afgebroken tot CO2 voor de calvincyclus (via rubisco!). 

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

CAM planten (vetplanten, cactussen)
CAM planten openen huidmondjes ‘s nachts:
- Ze binden CO2 met enzym PEP-carboxylase (net als C4)
- Het product dat daarbij ontstaat is appelzuur (C4)
- Overdag (als het warm is) sluiten huidmondjes en start fotosynthese. CO2 wordt dan weer vrijgemaakt uit appelzuur voor de calvincyclus. 

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het voordeel van CAM planten in warme klimaten?

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Capillaire werking

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

transport in houtvaten gebeurt door
A
luchtverversing, capillaire werking en worteldruk
B
verdamping, capillaire werking en worteldruk
C
verdamping, capillaire werking en wortels
D
verdamping, capillairen en worteldruk

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op een zomerse dag met veel wind neemt de plant meer water op dan normaal. Waardoor?
A
Meer zuigkracht van de bladeren
B
Meer worteldruk
C
Meer capillaire werking
D
Geen van allen

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het transport van water, dat een boom uit de grond heeft opgenomen, stopt als de boom zijn bladeren laat vallen. Welke kracht valt weg door het ontbreken van de bladeren?
A
capillaire werking
B
worteldruk
C
verdamping
D
adhesie

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke proces is geen belemmering voor de wateropname van een plant?
A
Een schimmelinfectie in de houtvaten
B
Gesloten huidmondjes
C
Doorgesneden bastvaten
D
Een hoge osmotische waarde in het grondwater

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waterpotentiaal
  • Osmotisch potentiaal wordt negatiever met meer opgeloste stoffen
  • Drukpotentiaal wordt positiever met hogere turgordruk
  • Water beweegt van hoog naar laag waterpotentiaal

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

p: turgordruk
s: osmotisch potentiaal

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Water beweegt van een hoger waterpotentiaal naar een lagere waterpotentiaal.

Oplossingen in levende cellen hebben een - waterpotentiaal tov zuiver water.


Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als een wortel in het voorjaar zijn eerste bladeren krijgt. Hoe wordt de suiker dan vervoerd?
A
via de houtvaten omlaag
B
via de bastvaten omlaag
C
via de houtvaten omhoog
D
via de bastvaten omhoog

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor ontstaat stroming in bastvaten?
A
Door osmose en drukverschil
B
Alleen door osmose
C
Door verdamping van water
D
Door plasmastroming

Slide 49 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions