NT2 bijeenkomst 1 schooltaal- en vaktaal

Welkom

Schooltaal
Nederlands
Wat heb je nodig?

Laptop
Schrift + pen
timer
2:30
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Schooltaal
Nederlands
Wat heb je nodig?

Laptop
Schrift + pen
timer
2:30

Slide 1 - Diapositive

Waarom woordenschat?
Lesdoel:
Bewust worden van het belang van woordenschat.
Betekenis van nieuwe woorden leren.

Bij een onvoldoende woordenschat, wordt het moeilijk de les te volgen. Dat geldt niet alleen bij Nederlands, maar ook bij andere vakken.​

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  1. Uitleg schooltaal en vaktaalwoorden
  2. Lezen tekst : 'Schooltaalwoorden' 
  3. Bespreken onbekende woorden in de tekst
  4. Quiz

Slide 3 - Diapositive

Hoe kom ik achter een onbekend woord?
Stel: Jij komt een onbekend woord tegen. Welke manieren zijn er om achter de betekenis van dit woord te komen?


timer
1:30

Slide 4 - Diapositive

Lesdoel: Soorten woorden
Je kunt onderscheid maken tussen vaktaalwoorden en schooltaalwoorden

Slide 5 - Diapositive

Woordraadstrategie
 Je hebt hiervoor de volgende manieren geleerd: 
een synoniem, 
een omschrijving, 
een voorbeeld en een tegenstelling zoeken, 
en een bekend woorddeel zoeken. 

Slide 6 - Diapositive

Vaktaalwoorden

  • Het zijn woorden die je gebruikt bij een vak. Bijvoorbeeld begrippen die je alleen bij BIO, M&M: AK of GS en NL  tegenkomt. 
Schooltaalwoorden

  • Het zijn woorden die je tegen kan komen in elke les. Woorden die gebruikt worden op school. 
  • Het gevolg van ...
  • toon aan...

Slide 7 - Diapositive

Samen lezen we de tekst 'Schooltaalwoorden'

Om de beurt lees je samen een alinea

Markeer onbekende woorden!

Slide 8 - Diapositive

Welke onbekende woorden heb je gemarkeerd?

Slide 9 - Carte mentale

Wat betekent: d.m.v.
A
Door medewerking van
B
Door middel van
C
Diepgang met verdieping
D
Der mate veel

Slide 10 - Quiz

Wat betekent: gering
A
Veel
B
Vaak
C
Weinig
D
Lawaaiig

Slide 11 - Quiz

Wat betekent: sober
A
eenvoudig
B
dronken
C
droevig
D
donker

Slide 12 - Quiz

Wat betekent: Dikwijls
A
Nooit
B
geteld
C
precies
D
Vaak

Slide 13 - Quiz

wat is een synoniem
A
Een ander woord met dezelfde betekenis.
B
Een zelfde woord met meerdere betekenissen.

Slide 14 - Quiz

Wat betekent: Inclusief
A
afronding
B
uitgesloten
C
conclusie
D
inbegrepen

Slide 15 - Quiz

Wat betekent: continueren
A
de hele tijd
B
doorgaan
C
vaak
D
ongeveer

Slide 16 - Quiz

Wat betekent: waarnemen
A
Zoeken naar de waarheid
B
Iets negeren
C
Iets zien
D
iemand meenemen

Slide 17 - Quiz

Wat betekent: betrekkelijk.
A
In verhouding tot iets anders
B
iets of iemand meenemen
C
Te vergelijken met
D
absoluut

Slide 18 - Quiz

Wat betekent: traditie
A
routine
B
doen zoals altijd
C
cultuur
D
gewoontes en gebruiken

Slide 19 - Quiz

Wat betekent: Consequentie
A
Oorzaak
B
Reden
C
Waarschuwing
D
Gevolg / resultaat

Slide 20 - Quiz