Woordenschat 1e klas

Welkom

Schooltaal
Nederlands
Wat heb je nodig?

Leesboek
Laptop
timer
2:30
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Schooltaal
Nederlands
Wat heb je nodig?

Leesboek
Laptop
timer
2:30

Slide 1 - Diapositive

Stil lezen

timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Nog even dit .......
Heb je op dit moment een goed aansprekend leesboek?

Je krijgt tips over enkele Young Adult boeken.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

April 2023
Klas 1


Slide 5 - Diapositive

Waarom woordenschat?
Lesdoel:
Bewust worden van het belang van woordenschat
Betekenis van nieuwe woorden leren

Bij een onvoldoende woordenschat, wordt het moeilijk de les te volgen. Dat geldt niet alleen bij Nederlands, maar ook bij andere vakken.​

Slide 6 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  1. Stil lezen
  2. Introductie
  3. Uitleg schooltaal en vaktaalwoorden
  4. ZW: opdrachten maken 
  5. Quiz
  6. Evaluatie

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel procent van de woorden in een tekst moet je minimaal kennen om een tekst te kunnen begrijpen?
A
80%
B
90%
C
95%
D
100%

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

sprookje 
Er was eens een lieve, flinke houthakkersjongen. Hij heette Mullah en hij was niet gelukkig. De hele dag werkte hij in het grote, diepe bos. Samen met zijn broer. Elke avond maakten zij eerst een maaltijd. Daarna gingen zij slapen in hun hut, hoog in een sterke boom. Zo ging dat week na week, jaar na jaar. Maar Mullah wilde wel eens verandering. 
In een ver land woonde een prinses. Zo had iemand hem eens verteld. De houthakkersjongen maakte een lange reis over hoge bergen en grote zeeën.  In het verre land vond hij na lang zoeken de prinses. Wat was hij blij. Hij ging bij de prinses op bezoek.  Die was ontzettend aardig. " wil jij misschien trouwen?" vroeg hij. " dat is goed"  zei de prinses. Ze vertrokken uit het verre land en wonen nu samen in het grote bos samen met de broer van de houthakkersjongen.

Slide 11 - Diapositive

Hoe kom ik achter een onbekend woord?
Stel: Jij komt een onbekend woord tegen. Welke manieren zijn er om achter de betekenis van dit woord te komen?

Overleg met jouw buur
timer
1:30

Slide 12 - Diapositive

Soorten woorden
Je kunt onderscheid maken tussen vaktaalwoorden en schooltaalwoorden

Slide 13 - Diapositive

Vaktaalwoorden

  • Het zijn woorden die je gebruikt bij een vak. Bijvoorbeeld begrippen die je alleen bij AK of GS tegenkomt. 
Schooltaalwoorden

  • Het zijn woorden die je tegen kan komen in elke les. Woorden die gebruikt worden op school. 
  • Het gevolg van ...
  • toon aan...

Slide 14 - Diapositive

Leerdoel
Je leert de betekenis van alle woorden uit paragraaf $4 Schooltaal.

Slide 15 - Diapositive

Samen lezen tekst 
Kom je een onbekend woord tegen?
Schrijf dit woord op.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Onbekende woorden
Welke ben jij tegengekomen?

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag .......
Je werkt aan de opdrachten van Woordenschat
$4 Schooltaal
 (alleen online te maken)


Je werkt eerst 8 minuten in stilte.
Daarna kun je overleggen met je buur.


timer
20:00

Slide 19 - Diapositive

Wat betekent: d.m.v.
A
Door medewerking van
B
Door middel van
C
Diepgang met verdieping
D
Der mate veel

Slide 20 - Quiz

Wat betekent: gering
A
Veel
B
Vaak
C
Weinig
D
Lawaaiig

Slide 21 - Quiz

Wat betekent: sober
A
eenvoudig
B
dronken
C
droevig
D
donker

Slide 22 - Quiz

Wat betekent: Dikwijls
A
Nooit
B
geteld
C
precies
D
Vaak

Slide 23 - Quiz

wat is een synoniem
A
Een ander woord met dezelfde betekenis.
B
Een zelfde woord met meerdere betekenissen.

Slide 24 - Quiz

Wat betekent: Inclusief
A
afronding
B
uitgesloten
C
conclusie
D
inbegrepen

Slide 25 - Quiz

Wat betekent: continueren
A
de hele tijd
B
doorgaan
C
vaak
D
ongeveer

Slide 26 - Quiz

Wat betekent: waarnemen
A
Zoeken naar de waarheid
B
Iets negeren
C
Iets zien
D
iemand meenemen

Slide 27 - Quiz

Wat betekent: betrekkelijk.
A
In verhouding tot iets anders
B
iets of iemand meenemen
C
Te vergelijken met
D
absoluut

Slide 28 - Quiz

Wat betekent: traditie
A
routine
B
doen zoals altijd
C
cultuur
D
gewoontes en gebruiken

Slide 29 - Quiz

Wat betekent: Consequentie
A
Oorzaak
B
Reden
C
Waarschuwing
D
Gevolg / resultaat

Slide 30 - Quiz

Huiswerk
Na de meivakantie heb je alle opdrachten van $2 Journaal en $4 Schooltaal gemaakt.

(huiswerk controle)

Week 20: toets Woordenschat

Slide 31 - Diapositive