Tekstverbanden-signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden
mavo 4 
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden en signaalwoorden
mavo 4 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 3 - Diapositive

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Hoe herken je verbanden tussen zinnen?


1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! De signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.

2. Lees het stukje tekst goed. Onderstreep signaalwoorden.

3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord. Welk verband kan het zijn?

4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Bedenk of het verband klopt.

Slide 24 - Diapositive

We hebben Martijn gevraagd de spelregels van handbal uit te leggen omdat hij dat goed kan. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als handbalcoach.
___________
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 25 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.
________
___________
___
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 26 - Quiz

Ik ben van mening dat we dit verslag anders moeten opstellen, maar daar denkt mijn klasgenoot anders over.
______
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Oorzaak - gevolg

Slide 27 - Quiz

De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
_____________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 28 - Quiz

Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.
__________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 29 - Quiz

Vergeleken met vorig jaar zijn de schoolonderzoeken nu een stuk beter gemaakt.
_________________
A
Toelichting (voorbeeld)
B
Voorwaarde
C
Vergelijking
D
Oorzaak - gevolg

Slide 30 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt, koop ik iets lekkers voor onderweg.
___
A
Reden
B
Voorwaarde
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 31 - Quiz

Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
________
A
Reden
B
Vergelijking
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 32 - Quiz

Om op tijd bij de visboer te zijn, wil Jan de fiets van zijn broer lenen.
____
A
Reden
B
Chronologie
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 33 - Quiz

Het is al laat, dus moet Karim hard fietsen.
____
A
Reden
B
Opsomming
C
Conclusie
D
Doel - middel

Slide 34 - Quiz

GELEERD?


- je kunt met behulp van signaalwoorden verschillende verbanden
in een tekst herkennen en begrijpen
tekstverbanden 
en signaalwoorden

Slide 35 - Diapositive

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 36 - Question ouverte

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 37 - Question ouverte