B1D Verwijswoorden en werkwoordspelling VT

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

B1D Nederlands

Hoofdstuk 5, taalverzorging: verwijswoorden

Planning

Hoofdstuk 5: oefenen met verwijswoorden
Hoofdstuk 5, § Spelling: verleden tijd van werkwoorden

Lesdoel

Je oefent met  de verwijswoorden hij, hem, deze, die, zij(ze), haar, het, dit, dat, hen en hun.

Weet je waneer je ze moet gebruiken?

QUIZ

Antwoord A = STAAN

Antwoord B = ZITTEN 

1 punt voor elk goed antwoord. Hoeveel punten scoor jij?!

Carry Slee heeft een prachtig boek gelezen. Ik wil ___ graag lezen. 

A. die
B. dat

DAT

Weet iemand waar Linelle is? 

Ik kan __ niet vinden. 

A. zij
B. haar

HAAR

Franka ging helemaal de mist in bij haar presentatie. 

 __ was rommelig en niet compleet.
A. Die
B. Hij

DIE

Dit ei is zachtgekookt, dus __ is voor jou.

A. die
B. dat

DAT

Het bosje bloemen staat er zielig bij. 

__ heeft al lang geen water meer gehad.

A. Het
B. Hij

HET

De leraren hebben een besluit genomen. 

__ staan niet achter het nieuwe voorstel. 
A. Hun
B. Zij

ZIJ

H5 taalverzorging spelling

Ik fiets - ik fietste --> waarom gebruiken we hier -te? 

Aan de slag!

WAT:  Hoofdstuk 5 spelling: verleden tijd van zwakke werkwoorden (blz. 136 

             Alle opdrachten afmaken --> opdracht 1 t/m 5 

HOE:  Schrift + boek  
             EERSTE 10 minuten werk je in STILTE, daarna mag je overleggen

HULP: Theorie uit je lesboek lezen, overleggen met elleboogmaatje, 

               googel het. Weet je het echt niet? Laat dan een antwoord leeg: we 

               bespreken het later.

Afsluiting

• Wat hebben we vandaag gedaan / geleerd?

Wat zijn verwijswoorden? Geef een voorbeeld of een omschrijving

Ik kan verwijswoorden in een zin gebruiken

JA!

Dat lukt. meestal wel

Mwah....

Wat zijn verwijs-woorden?

NEE

Ik kan werkwoorden die in de tegenwoordige tijd staan verleden tijd op de juiste manier veranderen naar de verleden tijd.

JA!

Dat lukt. meestal wel

Mwah....

Wat zijn verwijs-woorden?

NEE