Unité 2 - Grammaire II (bezittelijk voornaamwoord)

B1G le 18 novembre
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

B1G le 18 novembre

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel: 
- aan het einde van de les ken ik het bezittelijk voornaamwoord
- aan het einde van de les kan ik het bezittelijk voornaamwoord toepassen in een Franse zin


Slide 2 - Diapositive

Voorbeelden van het
bezittelijk voornaam-
woord in het NL

Slide 3 - Carte mentale

Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (1)
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 




De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  

BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

Slide 4 - Diapositive

Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (2)
Let op: als het znw vrouwelijk is en begint met een klinker/ stomme h, gebruik dan de mannelijk vorm (mon,ton,son)

BV: Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie 
                                                               DUS NIET: ma amie s'appelle Marie 

Slide 5 - Diapositive

Welke drie vertalingen zijn er in het Frans voor 'mijn'?

Slide 6 - Question ouverte

Welke drie vertalingen zijn er in het Frans voor 'zijn/haar'?

Slide 7 - Question ouverte

Naar welk woord in de zin moeten we kijken om de goede vorm van het bez. vnw. te bepalen?

Slide 8 - Question ouverte

(Zijn) copine habite à Bordeaux
A
ma
B
sa
C
son
D
mon

Slide 9 - Quiz

(Jouw) ordinateur est sur le bureau?
A
ton
B
mon
C
son
D
leur

Slide 10 - Quiz

(Haar) parents habitent en ville
A
mes
B
tes
C
sa
D
ses

Slide 11 - Quiz