Clase 12. Unidad 7. Vocabulario

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Lunes, 29 de enero de 2024
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Lunes, 29 de enero de 2024

Slide 1 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. Somtoday.
  2. Objetivos unidad 7.
  3. Empezamos con la unidad 7.
  4. ¡A trabajar!
  5. Final de la clase. ¿Qué hemos aprendido hoy?

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van dit hoofdstuk:
Leerdoelen
Ik kan vertellen wat er met me aan de hand is.
Ik weet het verschil tussen ser en estar + bijvoeglijk nw
Ik kan de verleden tijd gebruiken.
Ik kan mijn mening geven over gezondheid.




Slide 3 - Diapositive

Aan het einde van dit hoofdstuk:
Succescriteria's
Ik ken de uitdrukkingen over gezondheid.
Ik ken de uitgangen van de perfecto.
Ik weet wanneer ik de perfecto moet gebruiken.
Ik ken standard uitdrukkingen om een mening te geven over gezondheid.
Ik ken alle woorden van de woordenlijst unidad 7.




Slide 4 - Diapositive

Unidad 7 - vocabulario
- het bijvoeglijk naamwoord (herhaling)
- omschrijvingen koppelen aan het juiste bijvoeglijk naamwoord
- het karakter en het uiterlijk beschrijven van personen.
- het gebruik van ser en estar + bijv. nw.

Slide 5 - Diapositive

Las partes del cuerpo
timer
6:00

Slide 6 - Diapositive

Las partes del cuerpo

Slide 7 - Diapositive

¿Qué te duele?
¿Qué te pasa?

Slide 8 - Diapositive

1. Descripción 

Slide 9 - Diapositive

Beschrijven uiterlijk
Zoals jullie net hebben kunnen zien gebruiken we voor vaste eigenschappen ser en voor tijdelijke eigenschappen estar. Daarnaast gebruiken we bij de beschrijvingen van karakter en uiterlijk ook vaak het ww tener
Let op: tener + het lidwoord (el/la/los/las) + zelfstandig naamwoord + bijvoeglijk naamwoord (beschrijving)

Voorbeeld: Tiene los ojos azules. - Hij heeft blauwe ogen.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeelden:
1. Soy alta y tengo el pelo castaño y largo
Ik ben lang (meisje) en ik heb bruin en lang haar.
2. Soy simpática y tengo los ojos verdes.
Ik ben aardig en ik heb groene ogen.
3. Él es guapo pero tiene la nariz bastante grande.
Hij is knap maar hij heeft een vrij grote neus.

Slide 11 - Diapositive

Bijwoorden
1. muy - heel of erg
Tiene los ojos muy grandes. - Hij heeft heel grote ogen.

2. bastante - tamelijk / vrij / behoorlijk / nogal
Tiene la nariz bastante grande. - Hij heeft een tamelijk grote neus. 

3. un poco - een beetje / redelijk
Es un poco grande - Hij is een beetje / redelijk groot. 

Slide 12 - Diapositive

Het bijvoeglijk naamwoord
  Wat waren de regels ook alweer?
1. Het bijv.nw. past zich aan aan het z.nw.  (let er dus op dat je het aanpast naar mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud en meervoud).
2. Het bijv. nw. staat in het Spaans achter het z.nw.

Voorbeeld: "Son unas chicas simpáticas"

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Kenmerken karakter:

- deze gaan samen met de werkwoorden ser en estar
- denk aan omschrijven als: simpático / tranquilo / tímido / activo / deportista / alegre / de mal humor / etc.
Kenmerken uiterlijk:

- deze gaan samen met de werkwoorden ser  tener en llevar:
- denk aan omschrijvingen als:
tiene los ojos verdes / tiene el pelo largo / es rubio / es alto / es gordo / es guapo / etc.


Slide 15 - Diapositive

¿ser o estar?
Ser: bij vaste eigenschappen, dit kan per persoon verschillend zijn. De een is altijd onzeker, de ander is altijd vrolijk. De een is lelijk, de ander knap.

Estar: bij tijdelijke toestanden, denk hierbij aan moe zijn, een slecht humeur hebben (door iets wat gebeurd is!), nerveus zijn (voor een toets), etc.

Slide 16 - Diapositive

ser
  estar

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

SER
ESTAR
tranquilo
travieso
simpático
antipático
divertido
aburrido
enfermo
nervioso
preocupado
contento
triste
de buen humor
enamorado
cansado
de mal humor

Slide 19 - Question de remorquage

Wat betekent: educado
A
slim
B
goed opgevoed
C
beschaafd
D
leergierig

Slide 20 - Quiz

Mañana tengo un examen, soy / estoy nervioso.
A
soy
B
estoy

Slide 21 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Tengo mis ojos azules
B
Tengo el pelo negro

Slide 22 - Quiz

Voorbeeld:
Soy deportista (ook voor de mannen deportista, het is een uitzondering), soy simpática y optimista pero hoy (=vandaag) estoy de mal humor y estoy cansada (=moe). Tengo el pelo moreno y los ojos verdes. No soy alta ni baja.

Slide 23 - Diapositive

Omschrijf jezelf: geef drie karakter eigenschap en drie uiterlijk kenmerk

Slide 24 - Question ouverte

Verplichte opdrachten:
TB (in de klas) unidad 7 Vocabulario
Opdracht 1 t/m 7

Si terminas/Als je klaar bent:
Estudia:
Woorden unidad 7
Frase claves unidad 7





Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
WB (huiswerk) Unidad 7. Vocabulario
Opdracht 1 t/m 4





             



Slide 25 - Diapositive


Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 26 - Question ouverte


Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 27 - Question ouverte


Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 28 - Question ouverte



Welk deel van de les zou jij 
aan een klasgenoot kunnen 
uitleggen? 
 .

Slide 29 - Question ouverte

En la próxima clase...

Seguimos con la unidad 7.



¡Muchas gracias y hasta la próxima clase!

Slide 30 - Diapositive

0

Slide 31 - Vidéo