2.8 en 1.3 18 sept.

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Klassenregels

Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.

Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.

De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.

Je jas hangt op de gang.

Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.

Je eet en drinkt niet tijdens de les.

Je hebt een actieve werkhouding.

Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.

Leerdoelen 2.8 spelling

Ik kan de leestekens op de juiste manier gebruiken.

Ik kan het werkwoordschema toepassen.

Leestekens

-helpen om een tekst goed te kunnen lezen,

-aan het eind van de zin een punt, ! of?

-een citaat geef je aan met aanhalingstekens (directe rede)

-een : geeft aan waar het citaat begint.

-komma: tussen twee persoonsvormen, tussen twee bijvoeglijk naamwoorden en bij een opsomming.

voorbeelden

Toen ze dat verteld had, begon iedereen te juichen.

De lieve, mooie hond.

Hij nam een voetbal, twee voetbalschoenen, een voetbalbroekje en zijn sportschoenen mee.

Hoofdletter

-Aan het begin van een zin.

-Bij namen.

-Let op bij woorden als: 's Morgens, 's Middags, etc.

-T. van der Burg

-Geachte mevrouw Van der Burg

Geen hoofdletter als de zin begint met een symbool, zoals 116 mensen werden ondervraagd.

'Waarmee kan ik u helpen?', vroeg de medewerkster.

1. leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
2. leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.

1. leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
2. leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Directe of indirecte rede?
Jan vertelde gisteren dat hij naar de tandarts moest.

1. Directe rede
2. Indirecte rede

Directe of indirecte rede?

"Ik heb de hele dag ziek in bed gelegen", zei Jelle.

1. Directe rede
2. Indirecte rede

Peter zegt: "Hier ben ik geboren."

1. juist
2. niet juist

Wat zullen we eten?" vroeg Thea".

1. goed
2. niet goed

"Ik doe mee," zei Henk, "maar dan wil ik wel winnen."

1. goed
2. niet goed

De directeur vroeg: "Wie heeft er 'protest' op de voordeur gekalkt?"

1. goed
2. niet goed

Welke woord is goed?

........ gaan we naar een concert.

1. 's avonds
2. savons
3. savonds
4. 's Avonds

Welke schrijfwijze is goed?

1. Geachte mevrouw A. de Vries
2. Geachte mevrouw A. De Vries
3. Geachte mevrouw De Vries
4. Geachte mevrouw de Vries

80 Jaar geleden is mijn opa geboren.

1. goed
2. niet goed

Karin is rotterdammer.

1. goed
2. niet goed

Huiswerk

(1.8 en 2.7)

2.8 tot en met opgave 8 en Test jezelf.

(1.8 en 2.7)

2.8 tot en met opdracht 8 en Test jezelf

Les 1 lezen

Leerdoelen

Ik herken welk doel een tekst heeft.

Ik herken de tekstkenmerken.

Welke tekstdoelen ken je nog?

Er zijn vier tekstdoelen/teksttypes

informeren en uitleggen (nieuwsbericht, handleiding)

overtuigen (recensie)

activeren (advertentie)

amuseren (stripverhaal)

Tekstkenmerken

onderwerp: waarover de tekst gaat

hoofdgedachte: de samenvatting van de tekst in één zin.

inleiding: de schrijver noemt het onderwerp en wil de interesse wekken.

slot: afronding door conclusie, samenvatting of beantwoorden kernvraag.

(Huis)werk

Hoofdstuk 1 paragraaf 3

opdracht 1 tot en met 10 op de Ipad.