Question words

words in English
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

words in English

Slide 1 - Diapositive

Welke vraagwoorden ken je in het Engels? (er zijn er 7)
Question words

Slide 2 - Carte mentale

Choose
On the next slides, choose your explanation! 
Look at the picture or watch the clip.
There's also a link to a website with a clip and text.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Lien

What are the 7 question words?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

whose
Whose hoeven jullie nog niet te kennen

Slide 9 - Diapositive

schrijfwijze
Onthoud: de question words beginnen allemaal met wh (behalve how). Op een toets moeten dus alle woorden ook met wh beginnen:
WHat / WHere / WHen / WHy / WHo / WHich

Slide 10 - Diapositive

what/which
Listen to my explanation about the difference!
what-which

Slide 11 - Diapositive

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een plaats?
A
when
B
what
C
who
D
where

Slide 12 - Quiz

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een persoon?
A
how
B
who
C
why
D
when

Slide 13 - Quiz

Welk vraagwoord gebruik je als je te maken hebt met een keuze?
A
what
B
which
C
when
D
how

Slide 14 - Quiz

Welk vraagwoord moet hier komen:
_____ is this person?

Slide 15 - Question ouverte

_____ do you prefer, red or white?

Slide 16 - Question ouverte

Uitleg vorige vraag
Er wordt een beperkte keuze gegeven (red or white) dus dan gebruik je which.

Slide 17 - Diapositive

_____ do you leave for school?

Slide 18 - Question ouverte

____ did you do that?

Slide 19 - Question ouverte

_____ do you live?

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Lien

Do you feel confident using the question words?
A
yes
B
no

Slide 22 - Quiz

If not, what do you need from me?

Slide 23 - Question ouverte