Het Betoog

Het betoog
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Het betoog

Slide 1 - Diapositive

Een betoog is een tekst waarmee je de lezers wilt overtuigen van jouw standpunt.

  • Een betoog bevat:
  • Het standpunt, (de mening) van de schrijver over een kwestie.
  • Feitelijke en/of waarderende argumenten voor dat standpunt.
  • Feiten en/of voorbeelden die de waarderende argumenten ondersteunen.
  • Eventuele tegenargumenten en de weerlegging daarvan.

Slide 2 - Diapositive

Je betoog is overtuigend als je argumentatie goed is.

  • Feitelijke argumenten moeten waar zijn.
  • Waarderende argumenten moeten waar zijn: ze moeten door iedereen gedeeld worden (kinderen horen geen alcohol te drinken), of ze moeten ondersteund worden met feiten, cijfers of voorbeelden.
  • Argumenten moeten relevant zijn.
  • Argumenten moeten consistent zijn.
  • Argumenten moeten met elkaar het standpunt ondersteunen.
  • Tegenargumenten moeten gevolgd worden door een afdoende weerlegging.

Slide 3 - Diapositive

Tekststructuren voor een betoog:

Argumentatiestructuur

Voor- en nadelenstructuur

Slide 4 - Diapositive

Argumentatiestructuur

inleiding : stelling/ standpunt (eventueel als vraag)
midden:    argumenten voor de stelling
                    tegenargumenten met weerlegging
slot:            herhaling stelling in andere bewoording/                             herhalen vraag.

Slide 5 - Diapositive

voor- en nadelenstructuur

inleiding : stelling/ vraag
midden:    voor- en nadelen
slot:            afweging en conclusie

Slide 6 - Diapositive

De opbouw hangt af van het standpunt van je publiek.

Standpunt van twijfel: 
je publiek weet nog weinig of niets van het onderwerp. Ze hebben nog geen standpunt bepaald.

Tegenovergesteld standpunt:
je publiek is het waarschijnlijk niet eens met je standpunt.

Slide 7 - Diapositive

Tip!
Maak een bouwplan

Slide 8 - Diapositive

Standpunt van twijfel:
op bord

tegenovergesteld standpunt:
op bord

maak: opdracht 1 alleen.




Slide 9 - Diapositive

maak tweetallen, begin aan opdracht 3.

Slide 10 - Diapositive