Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Elasticiteiten
Kruislingse prijselasticiteit
Inkomenselasticiteit
Slide 1 - Diapositive
Prijselasticiteit
Elastisch: Als de prijs met 3% stijgt, daalt de Qv harder dan 3%. (Omzet daalt)
Inelastisch: Als de prijs met 5% daalt, gaat de qv met 1% omhoog (Omzet daalt)
Slide 2 - Diapositive
Kruislingse elasticiteit
Kruislings prijselasticiteit (Ek) bereken je door:
% verandering Qv product A
--------------------------------
% verandering P product B
Slide 3 - Diapositive
Complementair en substitutie
De kruiselingse prijselasticiteit van complementaire goederen is negatief. Als de prijs van koffie duurder wordt, zal de vraag naar suiker en melk dalen.
De kruiselingse prijselasticiteit van substitutiegoederen is positief. Als de prijs van koffie duurder wordt, zal de vraag naar thee stijgen.
Slide 4 - Diapositive
Kruislingse prijselasticiteit van de vraag
Slide 5 - Diapositive
Inkomenselasticiteit
De inkomenselasticiteit wordt weer op dezelfde manier berekend:
Ey = %verandering hoeveelheid/%verandering inkomen
De verandering inkomen is hier de oorzaak (onder de streep), de verandering hoeveelheid is hier het gevolg (boven de streep).
Slide 6 - Diapositive
Primair en luxe goederen
primair goed
Noodzakelijk voor je levensonderhoud, lage inkomenselasticiteit. Ook bij een inkomensdaling blijf je het kopen. Voorbeeld: brood.
luxe goed
nice to have, hoge inkomenselasticiteit. Bij een inkomensdaling zul je snel minder kopen. Voorbeeld: luxe auto.
Slide 7 - Diapositive
Inferieure goederen
inferieur goed
Goederen met een negatieve inkomenselasticiteit: als je meer gaat verdienen, koop je minder. Voorbeeld: merkloze schoenen.
Slide 8 - Diapositive
Uitkomst inkomenselasticiteit
Inkomen + 10%, afzet +5% 5%/10%= +0,5 Ey = primair goed