Frans 11 juni 2020

1 / 15
suivant
Slide 1: Vidéo
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

0

Slide 1 - Vidéo

Inhoud
  • Grammaire C hoofdstuk 6 (le verbe faire)
  • Grammaire H hoofdstuk 5 (le futur proche)
  • Huiswerk

Slide 2 - Diapositive

Faire: doen/maken
  • Je fais --> ik doe/maak
  • Tu fais --> jij doet/maakt
  • Il/elle/on fait --> hij/zij/men doet / hij/zij/men maakt
  • Nous faisons --> wij doen/maken
  • Vous faites --> jullie doen/maken
  • Ils/elles font --> zij doen/maken

Slide 3 - Diapositive

Faire du sport
  • Voor een sportnaam komt du/de la/de l'


Mannelijke sportnaam
(le karaté)
du
Je fais du karaté.
Vrouwelijke sportnaam
(la danse)
de la
Je fais de la danse.
Sportnaam met een klinker of stomme h
(l'athlétisme)
de l'
Je fais de l'athlétisme.

Slide 4 - Diapositive

Vul aan en vertaal
  1. Nous ______________ de la natation. = 
  2. Elle _____________ du karaté. = 
  3. Faire _______ vélo. = 
  4. Faire _____________ basket. = 
  5. Vous (hockeyen) _______________. =
  6. Jij doet aan paardrijden. = 
  7. Ik doe aan dansen.  = 

Slide 5 - Diapositive

Vul aan en vertaal
  1. Nous faisons de la natation. = Wij doen aan zwemmen.
  2. Elle _____________ du karaté. = 
  3. Faire _______ vélo. = 
  4. Faire _____________ basket. = 
  5. Vous (hockeyen) _______________. =
  6. Jij doet aan paardrijden. = 
  7. Ik doe aan dansen.  = 

Slide 6 - Diapositive

Vul aan en vertaal
  1. Nous faisons de la natation. = Wij doen aan zwemmen.
  2. Elle fait du karaté. = Zij doet aan karate.
  3. Faire _______ vélo. = 
  4. Faire _____________ basket. = 
  5. Vous (hockeyen) _______________. =
  6. Jij doet aan paardrijden. = 
  7. Ik doe aan dansen.  = 

Slide 7 - Diapositive

Vul aan en vertaal
  1. Nous faisons de la natation. = Wij doen aan zwemmen.
  2. Elle fait du karaté. = Zij doet aan karate.
  3. Faire du vélo. = Fietsen. 
  4. Faire _____________ basket. = 
  5. Vous (hockeyen) _______________. =
  6. Jij doet aan paardrijden. = 
  7. Ik doe aan dansen.  = 

Slide 8 - Diapositive

Vul aan en vertaal
  1. Nous faisons de la natation. = Wij doen aan zwemmen.
  2. Elle fait du karaté. = Zij doet aan karate.
  3. Faire du vélo. = Fietsen.
  4. Faire du basket. = Basketballen. 
  5. Vous (hockeyen) _______________. =
  6. Jij doet aan paardrijden. = 
  7. Ik doe aan dansen.  = 

Slide 9 - Diapositive

Vul aan en vertaal
  1. Nous faisons de la natation. = Wij doen aan zwemmen.
  2. Elle fait du karaté. = Zij doet aan karate.
  3. Faire du vélo. = Fietsen.
  4. Faire du basket. = Basketballen. 
  5. Vous (hockeyen) faites du hockey. = 
  6. Jij doet aan paardrijden. = 
  7. Ik doe aan dansen.  = 
Jullie doen aan hockey / u doet aan hockey.

Slide 10 - Diapositive

Vul aan en vertaal
  1. Nous faisons de la natation. = Wij doen aan zwemmen.
  2. Elle fait du karaté. = Zij doet aan karate.
  3. Faire du vélo. = Fietsen.
  4. Faire du basket. = Basketballen. 
  5. Vous (hockeyen) faites du hockey. = 
  6. Jij doet aan paardrijden. = Tu fais de l'équitation.
  7. Ik doe aan dansen.  = 
Jullie doen aan hockey / u doet aan hockey.

Slide 11 - Diapositive

Vul aan en vertaal
  1. Nous faisons de la natation. = Wij doen aan zwemmen.
  2. Elle fait du karaté. = Zij doet aan karate.
  3. Faire du vélo. = Fietsen.
  4. Faire du basket. = Basketballen. 
  5. Vous (hockeyen) faites du hockey. = 
  6. Jij doet aan paardrijden. = Tu fais de l'équitation.
  7. Ik doe aan dansen.  = Je fais de la danse.
Jullie doen aan hockey / u doet aan hockey.

Slide 12 - Diapositive

Werkwoorden oefenen: http://www.verbuga.eu/Mise/Mise.html#Choisir 

Slide 13 - Diapositive

Le futur proche (TB p.70)
  • Toekomende tijd
  • Le verbe aller (gaan)

  • Ik ga werken.
  • Onderwerp - persoonsvorm (vorm van aller) - heel ww

Slide 14 - Diapositive

Weektaak
  • Maak de opdrachten (opnieuw) online of in je werkboek.
  • Dit moet voor de volgende les af zijn:

Maken: ex. 13 & 14 chapitre 5
Leren: Grammaire H chapitre 5
Herhalen: Chapitre 6 vocabulaire ABEFG - grammaire CH - être, avoir, regelmatige ww op -er

Slide 15 - Diapositive