Oefentoets Arm en Rijk par. 1 t/m 3 (HV)

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Welke van de onderstaande antwoorden hoort niet bij welzijn?

1. BBP per hoofd
2. Levensverwachting
3. Alfabetisme
4. Gezondheidszorg

In welke sector is de man die aan het schoenenpoetsen is werkzaam?

Wat is de armoedegrens?

Als de meeste mensen van een land in de landbouw werken, is het dan een rijk of arm land?

Je kunt de landen in de wereld in 3 groepen verdelen als je kijkt naar de welvaart.

Bij welke van de deze 3 groepen horen landen waarin veel mensen in de landbouw werken?

Leg uit wat een beroepsbevolking is.

Mensen in de beroepsbevolking kunnen in verschillende officiële sectoren werken.
Welke hoort er niet bij?

1. Secundaire sector
2. Tertiaire sector
3. Primaire sector
4. Informele sector

Welke bewering over het BBP per hoofd klopt?

1. In arme landen hebben mensen een hoog BBP per hoofd
2. In Nederland heeft de gemiddelde inwoner een laag BBP per hoofd
3. In Duitsland werken veel mensen in de diensten en is het BBP per hoofd hoog
4. In Afrika zijn geen landen met een hoog BBP per hoofd

Als je de wereld op basis van welvaart verdeeld in 3 groepen kun je per land bepalen bij welke groep deze hoort. Tot welke groep behoort de VS?

De BRICS-landen zijn landen die steeds meer welvaart krijgen en zich ontwikkelen. Tot welke groep landen kun je deze rekenen?

Waarom is onderwijs zo belangrijk om de welvaart te laten toenemen?

Gaat dit kaartje over sociale of ruimtelijke ongelijkheid?

Leg je antwoord uit.

Welvaart kun je meten met 3 factoren. Welke hoort er niet bij?

1. Welzijn
2. Verdeling van de beroepsbevolking
3. Armoedegrens
4. BBP per hoofd

Reflectie

De laatste vragen zijn reflectievragen. Denk kritisch na over hoe je deze oefentoets gedaan hebt. 

- Was het makkelijk of moeilijk? 

- Hoe was je werkwijze de afgelopen weken voor AK?

- Is het verstandig iets aan te passen aan jouw werkwijze?

Deze toets was:

1. Makkelijk
2. Een beetje makkelijk
3. Een beetje moeilijk
4. Moeilijk

Het aantal keren dat ik mijn boek heb moeten gebruiken om dingen op te zoeken was:

1. Vaak
2. Regelmatig
3. Soms
4. Weinig

Bij de weektaken mag je kiezen op welke manier je een paragraaf maakt.

Welke optie(s) heb je vaak gekozen?

1. Werkboekopdrachten
2. Samenvatting
3. Mindmap
4. Leerdoelen beantwoorden

Denk je na het maken van deze oefentoets dat je voor de juiste keuzeopties gekozen heb?

Leg uit waarom je dat denkt.

Welke keuzeoptie lijkt je verstandig om bij de volgende paragraaf te kiezen?

1. Werkboekopdrachten
2. Samenvatting
3. Mindmap
4. Leerdoelen beantwoorden