SEMANA 38 - PREPOSICIONES, PREPOSICIONES CON EL/LA QUE, LAZARILLO T2

Metas
En esta clase... 

1. ...repaso el uso de las preposiciones


1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansWOStudiejaar 5

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Metas
En esta clase... 

1. ...repaso el uso de las preposiciones


Slide 1 - Diapositive

Preposiciones Voorzetsels
Son importantes a la hora de escribir. 

Wanneer je een tekst leest, waarin voorzetsels worden gebruikt, snap je meestal wel wat ze betekenen, eventueel met behulp van de context. Ze zijn vooral belangrijk op het moment dat je zelf moet schrijven.

Slide 2 - Diapositive



- bestemming           
> Voy al cole
- kloktijden 
> El cole empieza a las ocho y media
- doel
> Voy a comprar pan
- vóór een meewerkend voorwerp 
> Le doy una rosa a mi novia
- vóór een menselijk lijdend voorwerp
> Visito a mis abuelos cada domingo

* behalve bij tener

f

- vertrekpunt/herkomst
> El tren que viene de Madrid llega a las tres
> Marga es de Colombia
- bezit
> -¿De quién es este estuche? -De Marga
- materiaal/inhoud/kenmerk
> Nuesta casa está hecha de madera
> Quiero un helado de fresa
> ¡Mira! Es la chica del campamento
- begin van een tijdvak
> Trabaja de lunes a viernes

a
de

Slide 3 - Diapositive





- plaats (in,op,bij)
> Tu boli está en tu mochila
> Estamos en la estación
> Busca la información en internet
- vervoermiddel
> Vamos a España en avión
- tijdvak (maand/seizoen/jaar)
> Santiano vino en abril
> En el verano me gusta nadar
> Mi hermano nació en 2009


en

Slide 4 - Diapositive



- oorzaak       
> Detuvieron al hombre por robar en un banco
- dagdeel
> Por la mañana desayunamos sándwiches
- tijdsduur
> Estuve de vacaciones por dos semanas
- langsgaan
> Voy a pasar por la casa de Elena
- prijs/ruil
> El hombre me ha vendido la camisa por dos euros
f

- doel
> Un boli es para escribir
- bestemming
> -¿Para quién es este regalo? -Para Marga
> -¿Para qué haces estos ejercicios? -Pues, para aprender español y para sacar buenas notas


por
para

Slide 5 - Diapositive

Verbos con preposición fija Werkwoorden met vast voorzetsel
soñar con (dromen van)
acordarse de (zich iets/iemand herinneren)
pensar en (denken aan)
participar en (meedoen aan)
estar de vacaciones (op vakantie zijn)
estar de buen/mal humor (in een goede/slechte bui zijn)


soñar con (dromen van)
enamorarse de (verlief worden op)
acordarse de (zich iets/iemand herinneren)
pensar en (denken aan)
participar en (meedoen aan)
estar de vacaciones (op vakantie zijn)
estar de buen/mal humor (in een goede/slechte bui zijn)
jugar a (spelen - voetbal spelen, computerspelletjes...)
disfrutar de (genieten van)
quejarse de (zich beklagen over)
hablar de / sobre (praten over)
saber de (weten over)
preguntar por (vragen naar) maar let op: preguntar a = vragen aan

Slide 6 - Diapositive

¡Manos a la obra!
Haz los ejercicios. En 10 minutos corregimos.

Slide 7 - Diapositive

Deberes 
- haced y corregid: LE p 4 ej 4 (preposiciones)

- estudiad: LT p 212 (voca)
- estudiad: LT p 165 (lo, repaso)

Slide 8 - Diapositive

Metas
En esta clase... 

1. ...aprendo a hacer frases subordinadas* con las preposiciones

*bijzinnen


Slide 9 - Diapositive

Pero, primero....
un pequeño repaso

Slide 10 - Diapositive

Romeo se enamoró (werd verliefd) ___ Julieta.

Slide 11 - Question ouverte

¿Te acuerdas ___ las vacaciones de hace tres años? Fue un viaje fenomenal.

Slide 12 - Question ouverte

Anoche soñé ___ Clara Lago, la protagonista de la peli 'La cara oculta'.

Slide 13 - Question ouverte

Prefiero pasar las vacaciones ___ un pueblo.

Slide 14 - Question ouverte

Metas
En esta clase... 

1. ...aprendo a hacer frases subordinadas* con las preposiciones

*bijzinnen


Slide 15 - Diapositive

Betrekkelijke bijzinnen (1)
Vaak begint een betrekkelijke bijzin met het woordje 'que':

El jersey que compré ayer, se estropeó. 
De trui die ik gisteren heb gekocht, is kapot gegaan.
 
De talen die ik leer op school vind ik allemaal even leuk.
Todos los idiomas que estudio en el instituto me gustan igual. 

Slide 16 - Diapositive

Betrekkelijke bijzinnen (2)
Maar als een betrekkelijke bijzin begint met een voorzetsel, is alleen 'que' niet genoeg. Dan begint de bijzin met het voorzetsel en komt er el que / la que / los que / las que achter.

La casa en la que vivo está en Groningen.
Het huis waarin ik woon is in Groningen.

Oftewel: Er komt een lidwoord tussen het voorzetsel en het woordje 'que'.
 

Slide 17 - Diapositive

Betrekkelijke bijzinnen (3)
'En el/la/los/las que' kun je vervangen door 'donde':

La casa en la que vivo está en Groningen.
Het huis waarin ik woon is in Groningen.

La casa donde vivo está en Groningen.
Het huis waarin ik woon is in Groningen.

Slide 18 - Diapositive

Más ejemplos : LT p. 166
Allí hay un cine en el que / donde puedes ver la película «Vicky, Cristina, Bacerlona».
Daar is een bioscop waar(in) je de film "Vicky, Cristina, Barcelona" kunt zien. 

Hoy hay un examen del que todos tenemos miedo.
Er is vandaag een examen waartegen we allemaal opzien

Mañana hay una fiesta a la que van todos mis amigos
Morgen is er een feest waar al mijn vrienden naartoe gaan.

Estas son las calles de mi barro por las que voy todos los días.
Dit zijn de straten van mijn wijk waar ik elke dag doorheen loop
Dus onthoud: Als een bijzin begint met een voorzetsel (blauw), volgt er eerst een lidwoord, en daarna pas het woordje 'que'. 

Slide 19 - Diapositive

Deberes Huiswerk
- estudiad: LT p166

- haced y corregid: LE p 6-7 ejs 8,9,10
- estudiad LT p 210-212 (voca unidad 1)



Slide 20 - Diapositive

Objetivos
En esta clase... 

1. ...comentamos el T1
2. ...leo el T2

Slide 21 - Diapositive

Preguntas Tratado Segundo
Lee el Tratado Segundo.

Después, contesta las preguntas sobre el Tratado Segundo en la p 52 en español.

Luego, contesta estas preguntas en neerlandés.
- Wat vindt Lázaro van zijn eigen gedrag? Ondersteun je antwoord met een citaat uit H2.
- “El pícaro describe un mundo de maldad, injusticia y perversidad, con el fin de excusar sus propias faltas.” Geef hiervan een voorbeeld uit H2 en leg je antwoord uit.
- Op p. 22 schrijft Lázaro: “Además, este amo no era ciego: tenía más vista que nadie” . Leg uit wat hij hiermee bedoelt.

Slide 22 - Diapositive