Literatuur: stijlfiguren

Literatuur
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Literatuur

Slide 1 - Diapositive

Lezen
10 minuten in stilte

Slide 2 - Diapositive

Literair taalgebruik
- Zakelijk taalgebruik: alleen voor informatieoverdracht. Literair taalgebruik moet iets teweeg brengen. 
- Denk aan: Literaire verwijzingen, woordkeus, formuleringen, stijlfiguren. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Tautologie
Één begrip wordt met 2 synoniemen uitgedrukt.
Voorbeeld: Eeuwig en altijd

Slide 5 - Diapositive

Pleonasme
Een vanzelfsprekende eigenschap van een begrip wordt extra genoemd.
'Minderjarige kinderen' 'Rood bloed' 'Witte sneeuw'

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Herhaling
Woord of woordgroep wordt (vrijwel) ongewijzigd herhaald.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Paradox
'Schijnbare tegenstelling': tegengestelde begrippen worden toch aan elkaar verbonden. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Hyperbool
Sterke overdrijving

Slide 12 - Diapositive

Overzicht stijlfiguren
- Tegenstelling                                                         - Retorische vraag
- Herhaling
- Paradox
- Opsomming
- Pleonasme
- Tautologie
- Hyperbool 

Slide 13 - Diapositive

Opdracht 3
Lees in stilte de tekst en maak hierna de bijbehorende opdrachten.

Slide 14 - Diapositive