Junior Einstein groep 8 les 5 (Maak zelf kattenkoekjes)

Dit is Junior Einstein les 5 voor groep 8.
De tekst: Maak zelf kattenkoekjes.
Je krijgt zo een tekst te zien. Lees deze tekst eerst goed door. Maak daarna de vragen. De tekst komt voor elke vraag opnieuw in beeld, zodat je makkelijk met één klik naar de tekst kunt.

Tip: Lees voor het beantwoorden van de vraag ook de zinnen die voor en na de genoemde regels komen!
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Dit is Junior Einstein les 5 voor groep 8.
De tekst: Maak zelf kattenkoekjes.
Je krijgt zo een tekst te zien. Lees deze tekst eerst goed door. Maak daarna de vragen. De tekst komt voor elke vraag opnieuw in beeld, zodat je makkelijk met één klik naar de tekst kunt.

Tip: Lees voor het beantwoorden van de vraag ook de zinnen die voor en na de genoemde regels komen!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

1. Lees: Die kun ... maken. (r. 4 )
Waarnaar verwijst het woord 'Die'?
A
Een lieve kat (r.2).
B
Wat lekkers (r.3).
C
Kattenkoekjes (r.3).
D
De winkel (r.4).

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

2. In welke zin vertelt de schrijver
waarom ze kattenkoekjes geven aan de kat?
A
In: We geven ... verwennen. (r. 2 en 3)
B
In: Soms zijn ... kattenkoekjes. (r. 3)
C
In: Die kun ... kopen, (r. 4)
D
In: Hieronder lees ... doet. (r. 5)

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

3. Lees: Meng alles ... mixer, (r. 21)
Wat bedoelt de schrijver met 'alles'?
A
de hoeveelheden
B
de ingrediënten
C
de onderdelen
D
de vloeistoffen

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

4. Lees: Doe de ... kom. (r. 20 en 21)
Lees: Meng alles ... is. (r. 21 en 22)
Wat is het verband tussen deze twee zinnen?

De tweede zin ...
A
is een gevolg van de eerste zin.
B
is het logische vervolg op de eerste zin.
C
is een samenvatting van de eerste zin.
D
is een toelichting op de eerste zin.

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive



5. Lees: Bewaar het ... goed. (r. 27 en 28)
Wat doet de schrijver in deze zin?
A
Hij beschrijft een nadeel.
B
Hij geeft advies.
C
Hij geeft een voorbeeld.
D
Hij geeft zijn mening.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

6. Wat voor soort tekst is dit?
A
een betogende tekst
B
een fictieve tekst
C
een informatieve tekst
D
een instructieve tekst

Slide 13 - Quiz