Spelling en formuleren: voorbereiden op SE1

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

21 december: boek en verslag inleveren

Tip voor op je leeslijst

Sonny Boy - Annejet van der Zijl

Heel Nederland leest in november

Kado van de bibliotheek dus gratis ophalen (ook als je geen lid bent).

E-mails inleveren                      028

Ik mis nog de mail (les 24, Kern, blz. 52-53) van:

Roma-Vlinder-Douglas-Shawn-Aaron-Amélie-Emre-William-Alissa-Mirza

E-mails inleveren                      027

Ik mis nog de mail (les 24, Kern, blz. 52-53) van:

Shudy-Pascal-Kimi-Kaloyan-Noël-Jasmijn-Aiden-Chris

Maandag 6 november

Je bereidt je voor op SE1 door opdrachten te maken en een quiz.

Werkwoordspelling                      Hoofdletters                   Leestekens

Signaalwoorden             Voegwoorden             Omschrijven

die/deze/dit/dat 

 als/dan 

hun/hen 

u/uw-mij/mijn-jou/jouw etc.

Donderdag 2 november

Maken: 

Woordenschat, hoofdstuk 4, gekopieerd boekje, opdr. 2-3-4-6. 

Kern, opdracht 10 + 12 (blz. 99 van je boek)

Opdracht 12:

hun - hen

Hun:

• bezit (hun klas - hun docent - hun examen)
• meewerkend voorwerp zonder voorzetsel dus zonder aan of voor (Ik heb dat hun gegeven. - Zij geeft hun de schuld.)
• Hen:
• In alle andere gevallen :-)
• Oefenblad vorige les!

SE1: spelling en formuleren

Oefenbladen die horen bij de lessen uit Kern:

Kies uit:                                    werkwoordspelling (22)

                                                     hoofdlettergebruik (23)

                                    leestekens (23)

                                                                  veelgemaakte taalfouten (47)

Zelf nakijken. Nakijkbladen op tafel. Meer oefenen?

Hoofdlettergebruik - Leestekens - Werkwoordspelling

Wil je meer oefenen?

Oefen online op 

 https://digitaal.boomonderwijs.nl/boomvo

Klik op het blauwe boek: KERN Nederlands 4 vmbo-gt 1e ed.

Ga naar les:  22-23-34-47 en maak de drillsteroefeningen

Let op: les 25 gaat ook over signaalwoorden!

Werkwoordspelling oefenen?

Ga naar cambiumned.nl

https://www.cambiumned.nl/

Ga naar Test jezelf en maak oefeningen over:

werkwoordspelling

hoofdletters

leestekens

Signaalwoorden oefenen?

https://wijzeroverdebasisschool.nl/wp-content/uploads/2020/10/opdrachtens-signaalwoorden.pdf

Denk ook aan het schema dat ik eerder heb uitgedeeld en in je boek moest doen (blz. 54).

Als/dan + zij/hun/hen oefenen?

https://maken.wikiwijs.nl/74606/Spelling___Als_dan_en_zij_hun_vmbo_kgt34#!page-6151413

https://leestrainer.nl/Nederlands/hun/hen.htm

die/dat/deze/die oefenen?

https://maken.wikiwijs.nl/p/questionnaire/standalone/5884400

Jou/jouw/u/uw etcetera oefenen:

https://leeronlinenederlands.nl/woordsoorten/bezittelijk-voornaamwoord/

Test je kennis over lidwoorden

Het lidwoord bepaalt of je die of deze zegt (bij de-woorden)

of je dat of dit zegt (bij het-woorden).

Het is dus belangrijk dat je de verschillen kent.

Maak de quiz en geef je score door op menti.com. De code krijg je van de docent.

www.taalvoutjes.nl

Hun of hen?

1. Hij geeft hun advies.
2. Hij geeft hen advies.

hen, zij of hun?
..... hebben dat aan mij gegeven.

1. Hen
2. Zij
3. Hun

Ik heb veel vertrouwen in hen/hun.

1. hen
2. hun

Ik zie.....steeds voorbij lopen.

1. hen
2. hun

Zij/hen/hun kiezen dat boek voor zij/hen/hun.

1. Zij/hun
2. Hun/ hun
3. Zij/hen
4. Hun/ hen

Zij, hun of hen? ..... docenten geven aan [zij]/[hun]/[hen] het diploma.

1. Zij/zij
2. Hun/hun
3. Hun/hen
4. Zij/hen

Hun of hen?

1. Die boeken zijn van hen.
2. Die boeken zijn van hun.

"Hulpverleners kunnen..... niet goed bereiken."

1. hen
2. hun

Ik vertelde......het nieuws.

1. hen
2. hun

werkwoordspelling

1. Hij onthoud
2. Hij onthoudt

Werkwoordspelling

1. Hij heeft de boel belazerd.
2. Hij heeft de boel belazert.

werkwoordspelling

1. Manou verstuurt een brief
2. Manou verstuurd een brief
3. Manou verstuurdt een brief

Wat is juist?

1. Gisteren zaagde hij het hout.
2. Gisteren zaagte hij het hout.

Wat is juist?

1. Het geld dat de overvallers hadden, is verdeeld.
2. Het geld dat de overvallers hadden, is verdeelt.

werkwoordspelling

1. Hij niestte toen hij peper in zijn neus kreeg.
2. Hij nieste toen hij peper in zijn neus kreeg.
3. Hij niesde toen hij peper in zijn neus kreeg.

Werkwoordspelling

1. Het gebeurt vaak dat ze valt.
2. Het gebeurd vaak dat ze valt.

Werkwoordspelling

1. Hoe oud word je moeder morgen?
2. Hoe oud wordt je moeder morgen?

werkwoordspelling

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Wat is juist?
Het huis is ........(verven).

1. geverft
2. geverfd

In welke zin staat de komma / staan de komma's op de juiste plek?

1. Ik ben te laat omdat, ik me verslapen heb.
2. Ik lust graag ijs, chocola, chips, en taart.
3. Als ik tennis, voetbalt mijn broertje.
4. Peter wil jij de afwas doen?

komma

1. Janneke, het leukste meisje uit 4h5, heeft nu ook de griep.
2. Janneke het leukste meisje uit 4h5, heeft nu ook de griep.
3. Janneke, het leukste meisje uit 4h5 heeft nu ook de griep.

Een komma zet je voor 'en' en 'of'.

1. juist
2. onjuist

Voor want-maar-omdat
zet je een komma.

1. waar
2. niet waar

Wat is correct?

1. Toen ze thuiskwam, zag ze dat de lamp al brandde.
2. Toen ze thuiskwam zag ze dat de lamp al brandde.

Welke zin is correct?

1. Ik hou van chocolade, dropjes, spekjes en koekjes.
2. Ik hou van chocolade dropjes spekjes en, koekjes.
3. Ik hou van chocolade , dropjes, spekjes, en koekjes.
4. I

Welke zin is correct?

1. "Peter," vroeg Merel, "hoe laat is het"
2. "Peter," vroeg Merel, "hoe laat is het?"
3. "Peter" vroeg Merel "hoe laat is het?"

Wat voor cijfer haal je voor SE1 denk je?

8 of hoger

7 of 8-

6 of 7-

5,5

5,4 of lager