3. Ik kan ethisch universalisme en ethisch relativisme uitleggen, toepassen en beoordelen.
Dat betekent:
• Ik kan het verschil tussen moreel relativisme en moreel universalisme uitleggen en herkennen.
• Ik kan moreel relativisme en moreel universalisme toepassen op een voorbeeld
• Ik kan uitleggen of normen en waarden universeel zijn