TaalverzorgingProcesVerbaalBevindingen319BH

Spelling

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Spelling

Slide 1 - Diapositive

Lesinhoud en lesdoelen
Op basis van de meest gemaakte fouten in het proces-verbaal van bevindingen is een quiz gemaakt.

Door het maken van de quiz verhoog je je spellingsvaardigheid.
Door het maken van de oefeningen op studiemeter verhoog je je spellings- en stijlvaardigheid.

Slide 2 - Diapositive

Een flesje water waar de dop .....was
A
ervan afgedraaid
B
er vanaf gedraaid
C
ervanaf gedraaid

Slide 3 - Quiz

Regel
De dop ervan afgedraaid was.
Wat is het werkwoord? afdraaien dus deze woorden horen bij elkaar dus die plak je niet aan andere woorden...ervan afgedraaid
Ik zie ernaar uit:
Wat is het werkwoord? uitzien dus deze woorden horen bij elkaar dus die plak je niet aan andere woorden...ernaar uitzien



Slide 4 - Diapositive

Aan elkaar of los?
REGEL: er/hier/daar/waar + voorzetsel altijd aan elkaar
erdoor
hiervan
daarin
waaraan

Tenzij het voorzetsel bij het werkwoord hoort!

Slide 5 - Diapositive

Een tas van de Albert Heijn met een logo ...
A
erop
B
er op

Slide 6 - Quiz

Ik kon niet goed zien wat .....
vermeld stond
A
hierop
B
hier op

Slide 7 - Quiz

Ik heb het gecontroleerd voordat ik naar .....
A
binnen ging
B
binnenging

Slide 8 - Quiz

Regel samengestelde werkwoorden
Schrijf je het hele samengestelde werkwoord (basiswoord) aan elkaar?

Dan ook de vervoegingen aan elkaar schrijven.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Lien

Ik keek of er iets was ...
A
weg genomen
B
weggenomen

Slide 11 - Quiz

Tijdens de doorzoeking heb ik geen voorwerpen.... .
A
vastgehouden
B
vast gehouden

Slide 12 - Quiz

Aan de ....van de ruimte stonden banken.
A
linker en rechterkant
B
linker- en rechterkant

Slide 13 - Quiz

In de Albert Heijn sprak ik bedrijfsleider .... aan.
A
De Jong
B
de Jong

Slide 14 - Quiz

Regel
Je vervangt een woord dat je anders twee keer zou schrijven voor een - 
 linkerkant en rechterkant 
linker- en rechterkant

voordelen en nadelen
voor- en nadelen

Slide 15 - Diapositive

Regel
Staat er voor het tussenvoegsel een voornaam of voorletter? Dan schrijf je het tussenvoegsel met een kleine letter.

Staat er voor het tussenvoegsel GEEN voornaam of voorletter?
Dan schrijf je het tussenvoegsel met een hoofdletter.
Mevrouw Van Dijk
mevrouw M. van Dijk

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

De verblijf plaats is een bungalow hier in heeft ook de zware mishandeling plaats gevonden.

Slide 18 - Question ouverte

1 bier flesje die leeg was van het merk amstel.
Schrijf de zin correct.

Slide 19 - Question ouverte

Regel
De-woorden-> die - deze
Het-woorden-> dat - dit

Het bierflesje...dat
De informatie...die

Slide 20 - Diapositive

Ik verbalisant constateerde voordat ik de kamers naar binnenging een aluminium koffer. Komma's?
A
Ik, verbalisant, constateerde
B
Ik, verbalisant constateerde

Slide 21 - Quiz

..., maar zijn er mij wel een aantal zaken opgevallen;
Is de ; hier correct?
A
Ja
B
Nee, moet een punt staan.
C
Nee, moet een : staan.

Slide 22 - Quiz

Toen mijn collega’s ter plaatste waren hebben we de deuren ingebeukt en zijn we naar binnen gegaan. Hoeveel fouten zie je?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

en in het midden van de kamer, zag ik een open flesje water. Hoe zou je de zin corrigeren?

Slide 24 - Question ouverte

Om te vragen of ... iets gezien hadden
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 25 - Quiz

zij - hun - hen
Zij: Onderwerp (wie-vraag)
Hun:
Als je er in je hoofd 'aan' of 'voor' voor kunt zetten 
(Ik gaf dit hun kado.)
Als het bezit is (hun klas)
Hen:
Na een voorzetsel

Slide 26 - Diapositive

Ik geef....een hand.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 27 - Quiz

Daar ligt het meeste bewijs.... duidt op de mishandeling
A
wat
B
dat

Slide 28 - Quiz

Dat of Wat?
Dat: 
(duidelijke) het-woorden
Wat: 
Vaag (iets wat ik heel leuk vind)
Situatie (mijn zus gaat trouwen, wat ik heel leuk vind)
Overtreffende trap (het mooiste wat ik ooit gedaan heb)

Slide 29 - Diapositive

Ik deed er ijs op....zorgde voor verkoeling.
A
dat
B
wat

Slide 30 - Quiz

ViaStarttaalOnline 3F
Stijl: 
zij-hun-hen
dat-wat/die-wie/die-dat

Taalverzorging verbeteren: opdr. 3, blz. 327 A-boek
timer
30:00

Slide 31 - Diapositive

Ik heb het gevoel dat mijn spellingsniveau is verbeterd door deze les
Ja
Nee

Slide 32 - Sondage