Vorbild start und Kap3 planning

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

DEUTSCH 

Mavo 3

1. Setz dich hin
   
2. Nimm deinen Laptop
   
3. 
   

• Wiederholung (5min)
• Selbst. Arbeiten (30min)
• Planen (5min)

• Reflektieren (5min)

Einddoel: 

• Je kent de vervoegingen van de werkwoorden wollen, wissen, können, dürfen und müssen in de verleden tijd. 
• Je kunt de weg wijzen in het Duits. 

Lesdoel: 

• Je kunt in het Duits een kerstkaart schrijven. 

Wiederholung - Präteritum

1. moeten             ___ du mit dem Flugzeug fliegen? 

2. mogen              ___ ihr den Stadtplan mitnehmen? 

3. kunnen             ___ wir in der Umgebung Rad fahren? 

4. mogen             Du __ auch endlich mal auf einem Schiff fahren. 

5. moeten            Frau Janssen, __ Sie noch warten? 

6. kunnen            Ich ___ das Zentrum sofort finden. 

Wiederholung - Präteritum

1. moeten          _Musstest__ du mit dem Flugzeug fliegen? 

2. mogen          _Durftet__ ihr den Stadtplan mitnehmen? 

3. kunnen         _Konnten__ wir in der Umgebung Rad fahren? 

4. mogen         Du _durftest__ auch endlich mal auf einem Schiff fahren. 

5. moeten        Frau Janssen, _mussten__ Sie noch warten? 

6. kunnen         Ich _konnte__ das Zentrum sofort finden. 

Keuze uit: 

• werkboek Kapitel 3
  

of

• Stempelaufgaben
• Slim stampen
• kerstkaart
• extra uitleg nodig? Geef het aan!

Schreiben - Weihnachtskarte 

De kaarten worden opgestuurd naar een bejaardentehuis in Duitsland. 

Aufgabe ist auf Deutsch: 

Aanhef, jezelf voorstellen, kerstwens, wens voor het nieuwe jaar en een afsluiting zijn verplicht.

- Inleidende zin: Und plötzlich ist wieder soweit - die wunderschöne Weihnachtszeit!

- Ich wünsche dir ....... oder: Zum Weihnachtsfest wünsche ich dir .....

- Zum Weihnachtsfest von mir das Allerbeste, das da ist:

- Frohe (oder: Fröhliche) Weihnachten (Fijne kerstdagen)

- Ein gutes (oder: frohes) Neues Jahr (een goed nieuwjaar)

- Alles Gute für das neue Jahr 

- Sluit af met : Alles Liebe . Alles Gute , Liebe Grüße. 

- Je kent de vervoegingen van de werkwoorden wollen, wissen, können, dürfen und müssen in de verleden tijd. 

- Je kunt de weg wijzen in het Duits. 

- Je kunt in het Duits een kerstkaart schrijven.     

Was hast du heute gelernt?

Reflektieren 

1) Is de opdracht van vandaag gelukt en afgerond? 

2) Heb je nu het idee meer vaardigheden te hebben in schrijven? 

3) Wat vond jij van je werkhouding vandaag?