Ethiek 2

Ethiek
2V
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ethiek
2V

Slide 1 - Diapositive

Wat is ethiek?
A
Filosofische wetenschap
B
Vragen over hoe je moet handelen
C
De leer van goed en kwaad
D
Filosofie van de geest

Slide 2 - Quiz

Wat is descriptieve ethiek?
A
Voorspellende ethiek
B
Beschrijvende ethiek
C
Natuurlijke ethiek
D
Utilisme

Slide 3 - Quiz

Wat is normatieve ethiek?
A
Utilisme
B
Natuurlijke ethiek
C
Voorschrijvende ethiek
D
Ethiek hoe het zou moeten zijn

Slide 4 - Quiz

Wat houdt het utilisme in?
A
Streven naar zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen
B
Streven naar geluk en pijn vermijden
C
The Greatest Happiness Principle
D
De utilistische calculus

Slide 5 - Quiz

Hoofdstroming II: Plichtethiek
  • Immanuel Kant
  • Een handeling moet gedaan worden vanuit morele plicht
  • Minder belangrijk: de handeling zelf + de gevolgen

Slide 6 - Diapositive

Plichtethiek
  • Utilisme: gestuurd door verlangens (pijn en geluk)
  • Plichtethiek: gestuurd door de rede (zelf nadenken)
  • Hoofdregel plichtethiek: de categorische imperatief

Slide 7 - Diapositive

Categorische imperatief
Handel alleen volgens die regel waarvan je redelijkerwijs zou kunnen willen dat het een algemene wet wordt.

Voorbeeld: liegen
Zouden we kunnen willen dat liegen een algemene wet wordt?
Zouden we kunnen willen dat iedereen altijd liegt?
Antwoord: Nee!

Slide 8 - Diapositive

Oefening
  • Stellingen
  • Iemand gaat naar de gang
  • Wij raden hoe de leerling op de gang gaat reageren op de stelling
  • Past het antwoord van je klasgenoot meer bij het utilisme of meer bij de plichtethiek?

Slide 9 - Diapositive

Huiswerk
Een ziekenhuis heeft na een ongeval een nier ontvangen. Het orgaan is in goede staat en kan dus voor een patiënt gebruikt worden. Er zijn echter vier personen die voor de nier in aanmerking komen: Een kind met weinig familie, een oma die tien kinderen en dertig kleinkinderen heeft, een volwassene die veel rookt, alcohol drinkt en fastfood eet en een volwassene die gezond leeft maar door een erfelijke ziekte een beperkte levensverwachting heeft. Welke patiënt zou de nier moeten krijgen?

1. Welke patiënt moet de nier krijgen volgens de utilist?
2. Welke patiënt moet de nier krijgen volgens de plichtethicus?

Slide 10 - Diapositive