Maak deze test zonder boek om erachter te komen wat je allemaal al weet.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Test jezelf
Maak deze test zonder boek om erachter te komen wat je allemaal al weet.
Slide 1 - Diapositive
Lees de volgende twee uitspraken. Uitspraak 1: ‘Een rood voorwerp kaatst vooral rood licht terug.’ Uitspraak 2: ‘Een wit voorwerp absorbeert geel licht.’ Welke uitspraak is juist?
A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Alleen uitspraak 2 is juist.
C
Uitspraak 1 en 2 zijn allebei juist.
D
Geen van beide uitspraken is juist.
Slide 2 - Quiz
Een zwart voorwerp kaatst elke kleur licht terug
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Een wit voorwerp absorbeert blauw licht.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
De kleuren op een tv-scherm zijn opgebouwd uit kleine puntjes rood, blauw en groen. Op een plek waar het beeld wit is, zijn al deze puntjes ...
A
aan
B
uit
Slide 5 - Quiz
Het beeld van een bolle lens staat altijd rechtop.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
De regenboog heeft de kleuren in een vaste volgorde. Sleep de kleuren naar de juiste plek.
rood
oranje
geel
groen
blauw
indigo
violet
Slide 7 - Question de remorquage
Welk voorwerp is geen directe lichtbron?
A
vuur
B
maan
C
zon
D
lamp
Slide 8 - Quiz
Noem 3 eigenschappen van lichtstralen.
Slide 9 - Question ouverte
Sleep de woorden naar de goede plek in de tekening.
indirecte lichtbron
directe lictbron
weerkaatste lichtstralen
lichtstralen
Slide 10 - Question de remorquage
Sleep het goed woord naar de plaatjes.
verwarde weerkaatsing
indirecte lichtbron
spiegelende weerkaatsing
diffuse weerkaatsing
Slide 11 - Question de remorquage
Hoe ontstaat schaduw?
Slide 12 - Question ouverte
Je ziet een man in een soort waterbak. Alleen zit zijn hoofd niet boven zijn lichaam. Hoe heet dit verschijnsel?
Slide 13 - Question ouverte
In brillen, contactlenzen, microscopen zitten stukjes glas of kunststof. Die worden gebruikt om het licht precies op het goede plekje valt. Hoe noemen we deze stukjes glas of kunststof?
A
glazen
B
verrekijker
C
lenzen
D
schijfje
Slide 14 - Quiz
L' met 2 lichtstralen geconstrueerd. Wel een liniaal gebruiken!!
Slide 15 - Diapositive
Hoe heet het punt waar lichtstralen bij elkaar komen als ze door een vergrootglas bewegen?
A
focus
B
brandpunt
C
brandpuntafstand
D
firepoint
Slide 16 - Quiz
Marjo maakt een scherpe foto van haar vriend. Het licht valt door de lens van de camera op een beeldsensor. Welke eigenschap heeft het beeld op de beeldsensor?
A
Het is groter dan het voorwerp en staat rechtop
B
Het is groter dan het voorwerp en staat op de kop
C
Het is kleiner dan het voorwerp en staat rechtop
D
Het is kleiner dan het voorwerp en staat op de kop.
Slide 17 - Quiz
Sleep het goede tekst blokje naar de afbeeldingen.
Dit levert een scherp beeld op want het brandpunt valt op de sensor.
Dit levert een onscherp beeld want het beeldpunt valt niet op de sensor.
Dit levert een scherp beeld want het beeldpunt valt niet op de sensor.
Dit levert een onscherp beeld op want het beeldpunt valt op de sensor.
Slide 18 - Question de remorquage
Op een scherm wordt van een voorwerp een beeld geprojecteerd. Het voorwerp is 125 centimeter groot. Het beeld wordt 25 cm. Bereken de vergrotingsfactor.
Slide 19 - Question ouverte
Je kijkt door een rood filter naar iemand met een wit T-shirt aan. In welke kleur zie je het T-shirt?
A
blauw
B
groen
C
rood
D
zwart
Slide 20 - Quiz
Lees de volgende twee uitspraken. Uitspraak 1: ‘Een voorwerp dat licht geeft is een lichtbron.’ Uitspraak 2: ‘De maan is een lichtbron.’ Welke uitspraak is juist?