Herhaling examen Schrijven

Wanneer is het examen Schrijven?
1 / 26
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Wanneer is het examen Schrijven?

Slide 1 - Question ouverte

Waaruit bestaat het examen Schrijven?

Slide 2 - Question ouverte

Belangrijke onderwerpen
1. Voer de opdrachten volledig uit.
2. Denk aan het gebruik van alinea's, hoofdletters en leestekens.
3. Varieer in het gebruik van voegwoorden.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
om de tekst leesbaar te maken.
B
om de tekst beter leesbaar te maken.
C
om de les plechtiger te laten lijken.
D
om de tekst belangrijker te laten lijken.

Slide 5 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In Frankrijk staat in Parijs de Eifeltoren.
B
In Frankrijk staat in Parijs de eifeltoren.
C
In Frankrijk staat in parijs de eifeltoren.

Slide 6 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
De leraar vroeg: 'was jij de eerste'?
B
De leraar vroeg: 'Was jij de eerste'?
C
De leraar vroeg: 'was jij de eerste?'
D
De leraar vroeg: 'Was jij de eerste?'

Slide 7 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
In noord-Brabant spreken ze brabants.
B
In Noord-Brabant spreken ze Brabants.
C
In Noord-Brabant spreken ze brabants.

Slide 8 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.

Slide 9 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
Marloes zegt: 'morgen heb ik een teamvergadering.'
B
marloes zegt: 'morgen heb ik een teamvergadering.'
C
Marloes zegt: 'Morgen heb ik een teamvergadering.'

Slide 10 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
"Denk je dat hij nog komt" Vroeg Alicia.
B
"Denk je dat nog komt? vroeg Alicia.
C
"Denk je dat hij nog komt," vroeg Alicia.
D
"Denk je dat hij nog komt?" vroeg Alicia.

Slide 11 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
5 kinderen gaan naar huis
B
5 kinderen gaan naar Huis.
C
5 Kinderen gaan naar huis.
D
5 kinderen gaan naar huis.

Slide 12 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
De leraar schreeuwde: "Houd je mond!"
B
De leraar schreeuwde: "houd je mond"
C
De Leraar schreeuwde: "Houd je mond!"
D
De leraar schreeuwde "Houd je mond!"

Slide 13 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
Ik wil skeeleren maar mijn vriend heeft geen zin.
B
Ik wil skeeleren, maar mijn vriend heeft geen zin.
C
ik wil skeeleren, maar mijn vriend heeft geen zin

Slide 14 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
's Morgens spreken we een uur lang engels.
B
's Morgens spreken we een uur lang Engels.
C
s' Morgens spreken we een uur lang Engels.
D
'S morgens spreken we een uur lang Engels.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Wat is vaak de functie (het doel) van de inleiding?
A
Onderwerp duidelijk maken en de aandacht lezer trekken door een verhaaltje.
B
Samenvatting geven van de tekst.
C
Deelonderwerpen bespreken.
D
Een conclusie geven.

Slide 17 - Quiz


Lees de inleiding
nauwkeurig.

Wat is de functie van deze inleiding?
A
enkel aandacht trekken
B
het onderwerp noemen
C
centrale vraag stellen
D
samenvatting geven

Slide 18 - Quiz


Wat is de inleiding?
A
alinea 1
B
alinea 1 en 2
C
alinea 1, 2 en 3

Slide 19 - Quiz

Wat is de functie van het middenstuk?
A
Het onderwerp duidelijk maken
B
Minder belangrijke informatie geven
C
Samenvatting van de inleiding
D
Deelonderwerpen bespreken

Slide 20 - Quiz


Wat is het middenstuk?
A
alinea 2 en 3
B
alinea 2, 3 en 4
C
alinea 2, 3, 4 en 5
D
alinea 2, 3, 4, 5 en 6

Slide 21 - Quiz


Wat is het middenstuk?
A
alinea 2
B
alinea 2 en 3
C
alinea 2, 3 en 4

Slide 22 - Quiz

Wat kan de functie van het slot zijn?
A
een samenvatting geven
B
antwoord geven op de vraag uit de inleiding
C
een conclusie trekken
D
het onderwerp introduceren

Slide 23 - Quiz

Lees het slot. Wat is de functie van het slot?

A
een advies geven
B
een conclusie geven
C
een samenvatting geven
D
een toekomstverwachting geven

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Vidéo

Voegwoorden

Slide 26 - Carte mentale