Uitleg argumenteren 1: argument, tegenargument en weerlegging



argumenten, tegenargumenten en weerlegging

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon



argumenten, tegenargumenten en weerlegging

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we de komende lessen doen?

1. argumenteren
2. recensie

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel 1: Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve) argumenten

 

Lesdoel 2: Ik kan argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen

Slide 3 - Diapositive

argumentatie

Slide 4 - Carte mentale

lezen - argumentatie
Als jij iemand wil overtuigen van je standpunt, dan onderbouw jij je standpunt met argumenten

De structuur van het standpunt met alle argumenten heet een argumentatiestructuur.

Slide 5 - Diapositive

lezen - argumentatie
Een feitelijk argument kun je controleren. 

Dit betekent niet per se dat het ook waar is.

Slide 6 - Diapositive

lezen - argumentatie
Een waarderend argument kun je niet controleren. 

Dit is wat iemand zelf ergens van vindt: een mening.

Slide 7 - Diapositive

Argumentatie
Standpunt  (je geeft je mening)
+
Argumenten 
(hiermee ondersteun je je standpunt of val je de mening van een ander aan)

=

Argumentatie

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 10 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 11 - Quiz

Om iemands mening aan te vallen kun je op twee manieren te werk gaan:

Slide 12 - Diapositive

1. Je valt het standpunt aan met een tegenargument 

Deze tactiek heeft het meest zin bij feitelijke argumenten die waar zijn; die zijn namelijk niet te weerleggen, dus val je het standpunt aan.

Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).
Ik heb juist wel zin in het examen (standpunt), want ik heb echt zin in een nieuwe opleiding (waarderend tegenargument)

Slide 13 - Diapositive

2. Je valt de argumentatie aan d.m.v. een weerlegging

Deze tactiek is vooral bruikbaar bij de waarderende argumenten en bij argumenten die niet zo feitelijk zijn als de spreker/schrijver presenteert.

Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument).
Dan wordt het voor jou belangrijk om te leren omgaan met die spanning (tegenargument), dan ga jij ook graag examen doen (standpunt).

Slide 14 - Diapositive

tegenargumenten en weerleggingen
met een tegenargument ontkracht je een standpunt
met een weerlegging ontkracht je een argument

Voorbeelden:
De kans is groot dat ze je na je overlijden als orgaandonor zullen gebruiken (standpunt); ze zitten immers te springen om donororganen (argument). 
Slechts één op de vijfduizend overledenen wordt gebruikt als orgaandonor (tegenargument). 


Ik wil niet meer naar Italië op vakantie (standpunt), want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen (argument).
Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd om zijn groente- en kaasschotels (weerlegging).

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

Feitelijk of waarderend argument?
Jehova's getuigen mogen niet langer in het openbaar nieuwe leden werven, want deze mensen vallen anderen alleen maar lastig!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 18 - Quiz

Feitelijk of waarderend argument?
Je zou eens een boek moeten lezen, er gaat een wereld voor je open!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 19 - Quiz

Feitelijk of waarderend argument?
Het is beter om geen vlees te eten want heel veel dieren lijden pijn voordat ze gedood worden voor de vleesindustrie.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 20 - Quiz

Wat ontkracht je door een tegenargument?
A
een standpunt
B
een argument
C
een weerlegging

Slide 21 - Quiz

1

Slide 22 - Vidéo

00:00
Greta gebruikt vooral...
A
Waarderende argumenten
B
Feitelijke argumenten

Slide 23 - Quiz

Stelling: 
Utrecht is een prettige stad om in te wonen
Feitelijk argument
Waarderend 
argument
Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.

Slide 24 - Question de remorquage

Stelling: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer

Slide 25 - Question de remorquage

Stelling: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken
Maastricht heeft een gezellige binnenstad

Slide 26 - Question de remorquage

Jeroen Huizinga is een leuke docent. Het is geen wonde dat de leerlingen naar hem luisteren.
Wat is het argument? Is het een feitelijke of waarderende uitspraak?

Slide 27 - Question ouverte

Het is goed dat er dierproeven gehouden worden; er zijn immers meerdere geneeswijzen door ontdekt.
Wat is het argument? Is het een feitelijke of waarderende uitspraak?

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het standpunt, weerlegging en tegenargument?
a Omdat NL een kenniseconomie is, moet er meer geïnvesteerd worden in het onderwijs.
b Meer investeren in onderwijs zal ten koste gaan van de zorg
c Voor de NL economie is de dienstensector veel belangrijker

Slide 29 - Question ouverte

Komende lessen
- donderdag: 
Argumenteren paragraaf 1: opdr. 4,5
Argumenteren paragraaf 2: opdr. 1,2,3,

-bouwplan recensie

Slide 30 - Diapositive

Het bouwplan

Slide 31 - Diapositive

  • Vul je bouwplan (blz 112) zo goed mogelijk in! 

Slide 32 - Diapositive

Elke recensie bevat een aantal onderdelen:

  • gegevens over de inhoud en de thematiek; (geel)
  • informatie over de schrijver (leeftijd,eerdere boeken) en eventueel informatie over verwante schrijvers en boeken; (groen) 
  • enkele citaten uit het boek; (roze) 
  • oordeel en eventuele argumenten. (blauw) 

Slide 33 - Diapositive

Zijn er nog vragen?

Slide 34 - Diapositive

iedereen bespreekt kort de onderdelen van zijn/haar recensie

Slide 35 - Diapositive

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 36 - Quiz

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Wat is een weerlegging?
A
een herhaling van je standpunt
B
een tegenargument
C
een ontkrachting van een (tegen)argument
D
een nieuw argument

Slide 43 - Quiz