Uitleg argumenteren 1: argument, tegenargument en weerlegging



argumenten, tegenargumenten en weerlegging

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon



argumenten, tegenargumenten en weerlegging

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel 1: Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve) argumenten

 

Lesdoel 2: Ik kan argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen

Slide 2 - Diapositive

lezen - argumentatie
Als jij iemand wil overtuigen van je standpunt, dan onderbouw jij je standpunt met argumenten

De structuur van het standpunt met alle argumenten heet een argumentatiestructuur.

Slide 3 - Diapositive

lezen - argumentatie
Een feitelijk argument kun je controleren. 

Dit betekent niet per se dat het ook waar is.

Slide 4 - Diapositive

lezen - argumentatie
Een waarderend argument kun je niet controleren. 

Dit is wat iemand zelf ergens van vindt: een mening.

Slide 5 - Diapositive

Argumentatie
Standpunt  (je geeft je mening)
+
Argumenten 
(hiermee ondersteun je je standpunt of val je de mening van een ander aan)

=

Argumentatie

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 8 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 9 - Quiz

Om iemands mening aan te vallen kun je op twee manieren te werk gaan:

Slide 10 - Diapositive

1. Je valt het standpunt aan met een tegenargument 

Deze tactiek heeft het meest zin bij feitelijke argumenten die waar zijn; die zijn namelijk niet te weerleggen, dus val je het standpunt aan.

Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).
Ik heb juist wel zin in het examen (standpunt), want ik heb echt zin in een nieuwe opleiding (waarderend tegenargument)

Slide 11 - Diapositive

2. Je valt de argumentatie aan d.m.v. een weerlegging

Deze tactiek is vooral bruikbaar bij de waarderende argumenten en bij argumenten die niet zo feitelijk zijn als de spreker/schrijver presenteert.

Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument).
Dan wordt het voor jou belangrijk om te leren omgaan met die spanning (tegenargument), dan ga jij ook graag examen doen (standpunt).

Slide 12 - Diapositive

tegenargumenten en weerleggingen
met een standpunt ontkracht je een standpunt
met een weerlegging ontkracht je een argument

Voorbeelden:
De kans is groot dat ze je na je overlijden als orgaandonor zullen gebruiken (standpunt); ze zitten immers te springen om donororganen (argument). 
Slechts één op de vijfduizend overledenen wordt gebruikt als orgaandonor (tegenargument). 


Ik wil niet meer naar Italië op vakantie (standpunt), want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen (argument).
Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd om zijn groente- en kaasschotels (weerlegging).

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Feitelijk of waarderend argument?
Jehova's getuigen mogen niet langer in het openbaar nieuwe leden werven, want deze mensen vallen anderen alleen maar lastig!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 17 - Quiz

Feitelijk of waarderend argument?
Je zou eens een boek moeten lezen, er gaat een wereld voor je open!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 18 - Quiz

Feitelijk of waarderend argument?
Het is beter om geen vlees te eten want heel veel dieren lijden pijn voordat ze gedood worden voor de vleesindustrie.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 19 - Quiz

Wat ontkracht je door een tegenargument?
A
een standpunt
B
een argument
C
een weerlegging

Slide 20 - Quiz

1

Slide 21 - Vidéo

00:00
Greta gebruikt vooral...
A
Waarderende argumenten
B
Feitelijke argumenten

Slide 22 - Quiz

Stelling: 
Utrecht is een prettige stad om in te wonen
Feitelijk argument
Waarderend 
argument
Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.

Slide 23 - Question de remorquage

Stelling: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer

Slide 24 - Question de remorquage

Stelling: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken
Maastricht heeft een gezellige binnenstad

Slide 25 - Question de remorquage

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 26 - Quiz

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.
A
De eerste zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
B
De tweede zin is het argument en het is een waarderende uitspraak.
C
De eerste zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.
D
De tweede zin is het argument en het is een feitelijke uitspraak.

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Wat is een weerlegging?
A
een herhaling van je standpunt
B
een tegenargument
C
een ontkrachting van een (tegen)argument
D
een nieuw argument

Slide 33 - Quiz