Lezen H5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Nederlands 

Hoofdstuk 5 (lezen)

Lesdoelen

• Je kunt de volgende termen uitleggen; mening, feit, argument, conclusie
• Je kent de signaalwoorden die horen bij de termen; mening, feit, argument, conclusie

Uitleg

• Feit = staat vast
  
  
  
  
• Mening = persoonlijk, wat iemand ergens van vindt
  
  
  
• Argument = uitleg waarom je iets vindt of waarom iets zo is
  
  
• Conclusie = herhalen van mening/feiten en argumenten

In een tekst herken je een mening, argument en een conclusie.

Maar hoe herken je dit??

SIGNAALWOORDEN

Signaalwoorden

Stelling: In de klas mogen leerlingen geen telefoon gebruiken

30 seconde de tijd:

• Denk na over je mening en noem minimaal 1 argument
  
• Gebruik de signaalwoorden
  

Staat hier een feit, mening of argument?
"Ik vind het prachtig weer vandaag."

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Waaraan of hoe herken je dat
"Ik vind het prachtig weer vandaag."
een mening is?

Staat hier een feit, mening of argument?
"Morgen moet ik naar de tandarts."

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Mening

Wat je van iets vindt

Hoe je over iets denkt

eens/oneens

Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, ik denk.

VB: Ik vind veel geld verdienen erg belangrijk

Argument

Uitleg waarom je iets vindt of denkt

signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers

VB: Ik vind veel geld verdienen erg belangrijk, want dan weet ik zeker dat ik geen geld van mijn vrienden hoef te lenen. 

Conclusie

Korte herhaling van de mening en argumenten

Signaalwoorden: dus, concluderend, dat