weefsels

Welke weefsels zie je + functie?
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
AnatomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welke weefsels zie je + functie?

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
1. Je kunt benoemen wat de 3 functies van dekweefsel zijn
2. je kunt in een afbeelding aangeven waar de verschillende typen dekweefsel zich bevinden
3. je kunt de bouw en functie van klierepitheel beschrijven
4. je kunt uitleggen wat de verschillen zijn tussen exocriene en endocriene klieren.

Slide 2 - Diapositive

Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
A
Organen
B
Orgaanstelsels
C
Weefsels
D
Cellen

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

Wat is een weefsel?
A
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
B
Een paar organen
C
Een groep orgaanstelsels
D
Hetzelfde als een cel

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Uit welke 4 soorten weefsels bestaat je lichaam?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Weefsels
- Dekweefsel: epitheel en klierweefsel
- Steunweefsel: bindweefsel, kraakbeenweefsel, botweefsel, vloeibaar steunweefsel
- Spierweefsel: dwarsgestreept spierweefsel, glad spierweefsel en hartspierweefsel
- Zenuwweefsel: zenuwcellen en steuncellen

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Dekweefsel vindt je
A
in de huid
B
beide
C
aan de binnenkant van holle organen
D
beide niet

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive


Eenlagig dekweefsel

Eenlagig dekweefsel (flinterdun)
Gemakkelijk uitwisseling van stoffen

Meerlagig dekweefsel 
Bijvoorbeeld de huid. verharde bovenkant.

klierepitheel
Vormen van speeksel of hormonen

Slide 19 - Diapositive

Steunweefsel
hebben een verbindende, verzorgende of steunende functie
4 typen:
- bindweefsel
- kraakbeenweefsel
- botweefsel
- vloeibaar steunweefsel

Slide 20 - Diapositive

Opdracht
- maak het opdracht blad
- of kies ervoor een samenvatting te maken met bijbehorende opdrachten in thiememeulenhoff

Slide 21 - Diapositive

Epitheel is ander woord voor
A
dekweefsel
B
steunweefsel
C
spierweefsel
D
zenuwweeefsel

Slide 22 - Quiz

Latijns woord
voor dekweefsel

Slide 23 - Carte mentale

Wat is spierweefsel
Spierweefsel bestaat uit spiercellen
De spiercellen zijn opgevuld met eiwitketens: myofibrillen
Als de spier geprikkeld wordt schuiven de draadjes in elkaar: actine en myosine
De spiercel wordt dan een beetje korter: contractiliteit
Het in elkaar schuiven kost energie
Het weer uit elkaar schuiven kost geen energie
Spierweefsel is goed doorbloed.

Slide 24 - Diapositive

Soorten spierweefsel
dwarsgestreept spierweefsel: skeletspieren


glad spierweefsel: zit in de organen (maag,darmen, blaas, baarmoeder) en bloedvaten


hartspierweefsel: zit alleen in het hart

Slide 25 - Diapositive

Dwarsgestreept spierweefsel
Willekeurig

Glad spierweefsel
Onwillekeurig

Hartspierweefsel
Onwillekeurig

Slide 26 - Diapositive

Wat voor soort spierweefsel is glad spierweefsel?
A
Onwillekeurig
B
Willekeurig

Slide 27 - Quiz

Spierweefsel en zenuwweefsel
Opdracht:
  1. maak van beide hoofdstukken een mindmap die voor iedereen te begrijpen is -2x 3 pers
  2. maak van beide hoofdstukken een samenvatting - 3 personen
  3. maak van beide hoofdstukken een woorden- begrippenlijst - 2 pers
  4. maak van beide hoofdstukken een kahoot (2x) 2x 2 pers
  5. maak van beide hoofdstukken een kruiswoordpuzzel (uitleg) 3 pers

Slide 28 - Diapositive

zenuwweefsel

Slide 29 - Diapositive

zenuwweefsel

Slide 30 - Diapositive

De zenuwcel is een grote cel met veel uitlopers: meerdere dendrieten en één neuriet of axon
De dendrieten brengen de impuls naar de cel toe
De axon geleidt de impuls van de cel af
Axonen kunnen erg lang worden
Axonen hebben een isolerend wit laagje: myelineschede
Myeline is vetachtig en beschermt de axon
Waar vind je ‘de insnoeringen van Ranvier’?


Slide 31 - Diapositive

De juiste volgorde van groot naar klein:
A
orgaan, cel, weefsel
B
weefsel, orgaan, cel
C
cel, weefsel, orgaan
D
orgaan, weefsel, cel

Slide 32 - Quiz

Wat heb je geleerd
over weefsels?

Slide 33 - Carte mentale

Lesdoelen
Je kunt de bouw van cellen, weefsels en organen beschrijven.

Je kan benoemen wat de functie van de verschillende celorganen is.

Je herkent de verschillende weefsels, benoemt de functie en weet waar in het lichaam de weefsels voorkomen.

Slide 34 - Diapositive

Wat ging er goed deze les?
Wat ging er niet zo goed deze les?

Slide 35 - Diapositive