OB Fictie spanning

Welkom bij Nederlands
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Diapositive

FICTIE 
even terugkijken


Je leert wat spanning is in een boek/ verhaal en hoe een schrijver dit kan toevoegen

Slide 2 - Diapositive

Verdacht bekent
Verdachte bekend

Slide 3 - Diapositive

verdachte bekent

Slide 4 - Question ouverte

verdachte bekend

Slide 5 - Question ouverte

Welk woord in de zin is een beoordelingswoord?
'Die rode sportauto vind ik mooi.'
A
sportauto
B
mooi
C
rode
D
ik

Slide 6 - Quiz

Welke woorden zijn beoordelingswoorden?
A
Argument
B
Interessant
C
Spannend
D
Non-fictie

Slide 7 - Quiz

Wat is een mening?
A
Een mening kun je checken.
B
Een mening is waar of niet waar.
C
Een mening is wat jij vindt van iets.

Slide 8 - Quiz

Wat is een argument?
A
Met een argument leg je je mening uit.
B
Een argument en een beoordelingswoord zijn hetzelfde.
C
Met een argument geef je je mening.

Slide 9 - Quiz

Wat is een bijfiguur?

Slide 10 - Question ouverte

Spanning.....


Spanning.....

Slide 11 - Diapositive

Als je een verhaal leest, wil je graag dat het spannend is. Een schrijver kan op verschillende 
manieren spanning in een verhaal brengen:

Slide 12 - Diapositive

Het verhaal speelt zich af in een enge of gevaarlijke omgeving. 
De hoofdpersoon komt in een bedreigende of gevaarlijke situatie.

Slide 13 - Diapositive

De hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen.
Je bent bijna bij de ontknoping, maar eerst is er nog uitstel. De schrijver laat je wachten voordat je ontdekt hoe het zit.

Slide 14 - Diapositive

Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger.
 Letterlijk betekent dit woord dat er iemand boven een kloof hangt, terwijl je niet weet of die persoon gaat vallen of op het nippertje gered wordt. Een cliffhanger is het afbreken van een verhaal op een heel spannend moment.

Slide 15 - Diapositive

Je krijgt door aanwijzingen in het verhaal een vermoeden over hoe het afloopt, maar je weet nog niet precies hoe het zit.

Slide 16 - Diapositive

Er zitten open plekken in het verhaal. Dat zijn vragen die het verhaal bij je oproept, maar waar je nog niet meteen het antwoord op krijgt. Je leest verder om te ontdekken hoe de open plekken worden ingevuld.

Slide 17 - Diapositive

Ruimte
Waar het verhaal zich afspeelt, heet de ruimte van het verhaal.  
Een bepaalde stad, of een dorp , een kamer zijn, een donker bos, een woestijn of zelfs een andere planeet. 
De manier waarop de ruimte beschreven wordt, kan een bepaalde sfeer oproepen. Bijvoorbeeld een griezelige sfeer, een dreigende sfeer of juist een vrolijke sfeer.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Aan het werk
> maken bok 5 en 6 FICTIE
>Lezen uit je boek!

Slide 20 - Diapositive