Semaine 50

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Bonjour tout le monde!

LE TRAVAIL DE LA SEMAINE

- Faire et corriger: 26-32                             

- Apprendre: vocabulaire F, voca H, gramm I

- Réviser: gramm C (verleden tijd), verbes G (ir)

- S'entraîner: phrases-clés D 

MARDI 10 DECEMBRE

Kahoot: verbes  en -ir

Grammaire I: pers vnw als lijd vw (uitleg)

Corriger: ex 25 ensemble (de rest zelf nakijken)

Ensemble: prononciation voca H, herhalen 'aller' 

Devoirs: 

Let op: eerst de grammaire opdrachten, dan de rest!

Le pronom personnel

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp

Voorbeeld in het Nederlands

Ik geef een cadeau.

Ik geef het.

Ken jij die voetballer?

Ik ken hem.

Lijdend voorwerp vinden:
wie of wat + ww + onderwerp

Je kunt een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

       mannelijk - le          Tu connais le chanteur?

                                              Oui, je le connais.

       vrouwelijk - la         Tu regardes la photo?
                                              Oui, je la regarde.

Je kan een lijdend voorwerp vervangen door le, la ,l' of les

      

         voor een klinker of h - l'          Tu as déjà son autographe?

                                                                    Oui, je l'ai déjà. 

         meervoud - les     Tu achètes les magazines?
                                              Oui, je les achète.

Je mange une glace.

1. Je le mange.
2. Je la mange.
3. Je l'mange.
4. Je les mange.

Je connais les filles.

1. Je le connais.
2. Je la connais.
3. Je l'connais
4. Je les connais.

J'ai rencontré le footballeur.

1. Je le ai rencontré.
2. Je la rencontré.
3. Je l'ai rencontré.
4. Je les ai rencontré.

De plaats in de zin

Staat er een heel werkwoord in de zin? Le, la, l', les voor dat werkwoord.

Tu vas rencontrer l'actrice?
Oui, je vais la rencontrer.

De plaats in de zin

Anders le, la, l', les direct vóór de persoonsvorm.

Tu achètes les magazines?
Non, je ne les achète pas.

Tu as eu son autographe?
Oui, je l'ai eu.

Je veux trouver mon agenda.

1. Je le veux trouver.
2. Je veux le trouver.
3. Le je veux trouver.
4. Je veux trouver le.

Il a raconté l'histoire.

1. Il la a raconté.
2. Il a la raconté.
3. Il l'a raconté.
4. Il a raconté la.

Au travail!

Faire exercices 30bcd et 31 à la page 117 t/m 119

Regelmatige ww op -ir

Klas 2 Frans

Regelmatige ww

Altijd twee regels:

1) STAM = hele ww - laatste twee letters

Bijv. regarder --> regard-

finir > fin

2) STAM + uitgang

Bij elke soort ww andere uitgangen (-er anders dan -ir)

finir (beëindigen)

Je finis

Tu finis

Il/elle/on finit

Nous finissons

Vous finissez

Ils/elles finissent

Andere werkwoorden op -ir

choisir (kiezen)

rougir (rood worden, blozen)

réussir (slagen)

0

Wat is de goede vorm?
Nous (finir)

1. finis
2. finit
3. finissons
4. finissez

Wat is de goede vorm?
Tu (choisir)

1. choisis
2. choisit
3. choisissons
4. choisissez

Wat is de goede vorm?
Ils (finir)

1. finis
2. finit
3. finissez
4. finissent

Wat is de goede vorm?
Sophie (rougir)

1. rougis
2. rougit
3. rougissons
4. rougissez

Zet in de goede vorm van de présent:
Vous (finir)

Zet in de goede vorm van de présent:
Tu (rougir)

Passé composé

Voor de passé composé (verleden tijd) gebeurt het volgende:

Bijvoorbeeld:

J'ai fini     Ik heb beëindigd

Tu as fini     Jij hebt beëindigd

Wat is dus de regel??

Wat is de goede vorm?
Tu (choisir) _________ ___________

1. ai choisi
2. as choisir
3. ai choisi
4. as choisir

Wat is de goede vorm?
Nous (rougir) _________ ___________

1. avez rougir
2. avez rougi
3. avons rougir
4. avons rougi

Zet in de goede vorm van de passé composé: elles (finir) _______ _________

Zet in de goede vorm van de passé composé: vous (réussir) _______ _________

PARLER

Als het goed is, kun je nu: 

• vertellen hoe oud je bent, waar je woont, in welke klas je zit
• vertellen wie je favoriete zanger is
• of zeggen wie je idool is
• zeggen welke nationaliteit je idool heeft
• wat voor soort muziek het is
• zeggen wat je favoriete liedje is

MERCREDI (cours 2)

• werkwoord 'aller' overhoren
• kahoot -ir
• voca H doornemen
• vragen grammaire I?
  
• ex 30 + 31 bespreken/nakijken
• 32 samen beginnen?
• Weektaak afmaken
  -faire ex. 26-32/-apprendre voca F, voca H, gramm I

Jeudi (cours 3)

• Slim stampen FHI en silence (10 minutes)
• Weektaak afmaken + nakijken
• Moeilijke opdrachten bespreken
• Film?

LA FIN

MERCI POUR VOTRE ATTENTION!

Qu'est-ce que tu as appris?

(ZIJN ER TIPS EN/OF TOPS?)