3T voltooid deelwoord zwak werkwoord

Voltooid deelwoord
Weet jij nog hoe je het voltooid deelwoord maakt?

--> Gebruik altijd een vorm van het hulpwerkwoord haben / sein +
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voltooid deelwoord
Weet jij nog hoe je het voltooid deelwoord maakt?

--> Gebruik altijd een vorm van het hulpwerkwoord haben / sein +

Slide 1 - Diapositive

Uitzonderingen 1

Woorden die beginnen met be-/ge- /er-/ver- --> Deze krijgen GEEN ge voor de stam.  Dus niet: Ich habe geerzählt. 
maar wel Ich habe erzählt.

Woorden die eindigen op -ieren  --> Deze krijgen GEEN ge voor de stam. 
Dus niet: Ich habe getrainiert. 
maar wel Ich habe trainiert.

Slide 2 - Diapositive

Uitzonderingen 2
Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een -d of -t, krijgen na de stam een extra -e-: Ich habe heute gearbeitet

Bij werkwoorden met een voorvoegsel noteer je eerst het voorvoegsel, dus dan wordt het voorvoegsel + ge + stam + t: 
zusagen - Er hat nichts zugesagt

Slide 3 - Diapositive

Voltooid deelwoord?
Die Schüler haben bei Albert Heijn zu wenig______(verdienen)

Slide 4 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen = betalen)

Slide 5 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Du hast zwei Jahre Deutsch_____(studieren)?

Slide 6 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 7 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe die Falsche Kleidung______(bestellen)

Slide 8 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Der Lehrer hat die Falsche Geschichte______(erzählen=vertellen)

Slide 9 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Was haben Mike und Verena über LessonUp _____?(sagen = zeggen)

Slide 10 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 11 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 12 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 13 - Question ouverte

Voltooid deelwoord?
Ihr habt das Nintendo Spiel ______(kaufen).

Slide 14 - Question ouverte