Economisch beleid hoofdstuk 1

EUROPESE
CENTRALE
BANK

hoofdstuk 1

1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

EUROPESE
CENTRALE
BANK

hoofdstuk 1

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Europese Centrale Bank
In principe wil de ECB geen conjunctuurbeleid voeren:
-De ECB heeft als belangrijkste taak om de inflatie laag te houden
-De ECB is de centrale bank van alle Eurolanden

Slide 3 - Diapositive

Geld
Geld is datgene wat binnen een bepaalde samenleving algemeen wordt geaccepteerd als ruilmiddel, rekeneenheid en of oppotmiddel

Slide 4 - Diapositive

Geldhoeveelheid
De figuur illustreert dit aan de hand van de maatschappelijke geldhoeveelheid in ons land. Het betreft het aggregaat M1, dat bestaat uit het chartale geld (dit zijn de munten en bankbiljetten) in omloop en de saldi in rekening courant (het girale geld, ofwel de betaalrekeningen). Grofweg

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Geldschepping en vernietiging

ECB & DNB
Geldscheppende banken
Sustitutie = chartaal wordt giraal --> geen verschil M1, M2, M3
Transformatie = M1 wordt M2 .

Belangrijkste: wederzijdse schuldaanvaarding

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Vidéo

Prijsstabiliteit
De centrale bank streeft dan ook naar een stabiele prijsontwikkeling. Zowel inflatie als deflatie wordt als ongewenst gezien. 

Slide 11 - Diapositive

Conclusies
Conclusie 1
Het privilege om onvolwaardig geld te mogen produceren is gevaarlijk als de geldscheppingswinst bij de geld uitgevende instelling neerslaat, er geen automatische rem op de geldproductie bestaat en mensen geen alternatief hebben om naar ander geld uit te wijken.

Conclusie 2
Het is niet wenselijk om de creatie van papiergeld door commerciële banken te laten verzorgen. Er zijn te weinig restricties om ze in toom te houden.

Slide 12 - Diapositive

EUROPESE
CENTRALE
BANK

deel 2

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Inflatie
Er zijn verschillende redenen waarom een beetje inflatie goed is. Noem er minimaal 1

Slide 15 - Question ouverte

kosteninflatie: oorzaak ligt aan de aanbodkant
  1. Kosten van produceren nemen toe. Bijvoorbeeld door stijgen van lonen of van grondstoffen, hogere belastingen, etc. 
  2. Om de winst te behouden, zullen bedrijven de prijzen laten stijgen. Oftewel: kosteninflatie.
     

Slide 16 - Diapositive

Bestedingsinflatie (vraagkant)
bestedingsinflatie: oorzaak ligt aan de vraagkant. 
  1. De bestedingen nemen toe, bijvoorbeeld omdat de overheid stimuleringsmaatregelen neemt
  2. Bedrijven gaan meer produceren (werkgelegenheid neemt toe) tot bereiken max productiecapaciteit
  3. Vraag stijgt, aanbod blijft hetzelfde: prijzen stijgen

Slide 17 - Diapositive

Oorzaken inflatie
  • Bestedingsinflatie
  • Kosteninflatie
  • Winstinflatie
  • Importinflatie
  • Wisselkoersinflatie

Slide 18 - Diapositive

Onderdelen monetair beleid

Het monetair beleid kan gevoerd worden door aanpassen van 

  • de maatschappelijke geldhoeveelheid
  • het officiële rentetarief (reporente)


Slide 19 - Diapositive

Onderdelen monetair beleid

Het monetair beleid is onderdeel van het conjunctuurbeleid en bestaat uit direct en indirect geldhoeveelheidsbeleid en wisselkoersbeleid.


Slide 20 - Diapositive

De Europese Centrale Bank bepaalt

De ECB heeft geen directe invloed op stijgende prijzen en hebben slechts één instrument om de inflatie indirect te beïnvloeden: de rente










De rente werkt als het gas- of rempedaal van de economie. Door een renteverhoging zullen de prijzen dalen, of in ieder geval minder snel stijgen. Door een renteverlaging zullen de prijzen sneller stijgen.
Waarom heeft rentebeleidniet meteen effect op de economie ?

Slide 21 - Diapositive

Het monetair beleid bestaat uit:
A
conjunctuurbeleid en wisselkoersbeleid
B
direct en indirect geldhoeveelheidsbeleid
C
wisselkoersbeleid en geldhoeveelheidsbeleid
D
conjunctuurbeleid en geldhoeveelheidsbeleid

Slide 22 - Quiz