Economisch beleid hoofdstuk 1 kopie

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas
  • Zoek een zitplekje
  • Plenda, lesbrief (Economisch Beleid) en etui op tafel
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
  • Telefoon in de telefoontas
  • Zoek een zitplekje
  • Plenda, lesbrief (Economisch Beleid) en etui op tafel

Slide 1 - Diapositive

Administratie
  • Aanwezigheid (Magister)
  • Huiswerk vandaag: lesbrief mee
  • Huiswerk inplannen: maken 1.1 t/m 1.9 eerstvolgende les (foto Rome)

Slide 2 - Diapositive

EUROPESE
CENTRALE
BANK

hoofdstuk 1

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Geld
Geld is datgene wat binnen een bepaalde samenleving algemeen wordt geaccepteerd als ruilmiddel, rekeneenheid en of oppotmiddel.

Het is van groot belang dat men het vertrouwen in geld behoudt. 

Slide 5 - Diapositive

Europese Centrale Bank
-De ECB heeft als belangrijkste taak om de inflatie laag te houden. Een lage inflatie zorgt er voor dat geld zijn waar de behoudt en men het vertrouwen in het geld niet verlies.t
-De ECB is de centrale bank van alle Eurolanden

Slide 6 - Diapositive

Geldhoeveelheid
De maatschappelijk geldhoeveelheid (M1) bestaat uit het chartale en girale geld in handen van het publiek.
Het chartale geld bestaat uit munten en bankbiljletten. Giraal geld is geld op onze lopende rekening  (rekening-couranttegoed)
Spaargeld behoort niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid! Je kunt er immers niet direct over beschikken maar moet het eerst overboeken naar je lopende rekening. Je kan er niet direct mee betalen.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Vidéo

Prijsstabiliteit
De centrale bank streeft naar een stabiele prijsontwikkeling. Zowel inflatie als deflatie wordt als ongewenst gezien omdat teveel inflatie en deflatie het vertrouwen in het geld kan verminderen.
Als morgen een brood 100 euro kost; wie heeft er dan nog vertrouwen in het geld?

Slide 11 - Diapositive

EUROPESE
CENTRALE
BANK

deel 2

Slide 12 - Diapositive

Inflatie
Er zijn verschillende redenen waarom een beetje inflatie goed is. Noem er minimaal 1

Slide 13 - Question ouverte

Kosteninflatie (aanbod)
kosteninflatie: oorzaak ligt aan de aanbodkant
  1. Kosten van produceren nemen toe. Bijvoorbeeld door stijgen van lonen of van grondstoffen, hogere belastingen, etc. 
  2. Om de winst te behouden, zullen bedrijven de prijzen laten stijgen. Oftewel: kosteninflatie.
     

Slide 14 - Diapositive

Bestedingsinflatie (vraagkant)
bestedingsinflatie: oorzaak ligt aan de vraagkant. 
  1. De bestedingen nemen toe, bijvoorbeeld omdat de overheid stimuleringsmaatregelen neemt
  2. Bedrijven gaan meer produceren (werkgelegenheid neemt toe) tot bereiken max productiecapaciteit
  3. Vraag stijgt, aanbod blijft hetzelfde: prijzen stijgen

Slide 15 - Diapositive

Oorzaken inflatie
  • Bestedingsinflatie
  • Kosteninflatie
  • Winstinflatie
  • Importinflatie
  • Wisselkoersinflatie

Slide 16 - Diapositive

Onderdelen monetair beleid

Het monetair beleid kan gevoerd worden door aanpassen van 

  • de maatschappelijke geldhoeveelheid
  • het officiële rentetarief (reporente)


Slide 17 - Diapositive

Onderdelen monetair beleid

Het monetair beleid is onderdeel van het conjunctuurbeleid en bestaat uit direct en indirect geldhoeveelheidsbeleid en wisselkoersbeleid.


Slide 18 - Diapositive

De Europese Centrale Bank bepaalt

De ECB heeft geen directe invloed op stijgende prijzen en hebben slechts één instrument om de inflatie indirect te beïnvloeden: de rente










De rente werkt als het gas- of rempedaal van de economie. Door een renteverhoging zullen de prijzen dalen, of in ieder geval minder snel stijgen. Door een renteverlaging zullen de prijzen sneller stijgen.
Waarom heeft rentebeleidniet meteen effect op de economie ?

Slide 19 - Diapositive

Het monetair beleid bestaat uit:
A
conjunctuurbeleid en wisselkoersbeleid
B
direct en indirect geldhoeveelheidsbeleid
C
wisselkoersbeleid en geldhoeveelheidsbeleid
D
conjunctuurbeleid en geldhoeveelheidsbeleid

Slide 20 - Quiz