Jongeren Hoofdstuk 1-2-3

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Jongeren

Algeheel vuurwerkverbod

Alle normen, waarden en gewoonten die mensen in een bepaalde groep of gewoonten delen

1. Cultuur
2. Socialisatie
3. Sociale cohesie
4. Sociale omgeving

Het bewust of onbewust aanleren van normen, waarden en gewoonten die bij jouw groep of samenleving horen.

1. Sociale Controle
2. Cultuur
3. Internalisatie
4. Socialisatie

Benoem vier plekken waar jij je socialiseert.

Het doel van Socialiseren is:

1. Het nadoen van andere mensen in de samenleving
2. Leren over hoe jij je niet moet gedragen
3. De omgang tussen mensen in samenleving soepel laten verlopen
4. Je weet wat anderen van jou verwachten en jij van hun

Kansenkaart

Je krijgt nu twee afbeeldingen te zien over de kansen in Nederland. Bekijk deze twee afbeeldingen goed. 

Noord Nederland 

Zuid&west  Nederland

Leg uit aan de hand van de afbeeldingen waarom het Cultuur bepalend is waar jij opgroeit

Verklaar de uitspraak'' Je bent een product van jouw omgeving" Verwerk in je antwoord Socialisatie

Leg het verschil tussen nature en nurture uit.

Aangeboren of aangeleerd:

Mauricio stottert

1. Aangeboren
2. Aangeleerd
3. Beide

Aangeboren of aangeleerd?
Een leerling begint te vloeken na een onvoldoende op maatschappijleer

1. Aangeboren
2. Aangeleerd
3. Beide

Aangeboren of aangeleerd:
Rutger krijgt vaak rood vanwege zijn ruwe spel.

1. Aangeboren
2. Aangeleerd
3. Beide

Mauricio geeft aan dat hij met U aangesproken dient te worden

1. Experimenteren
2. Imitatie
3. Informatie&aanwijzingen
4. Ervaringen

De leerling neemt de volgende keer een pen mee als hij een toets moet maken

1. Experimenteren
2. Imitatie
3. Informatie&aanwijzingen
4. Ervaringen

Daniel probeert een sprinkhaan te eten om te kijken of het lekker is.

1. Experimenteren
2. Imitatie
3. Informatie&aanwijzingen
4. Ervaringen

Diego probeert een trucje na te doen die hij heeft gezien op TouzaniTV

1. Experimenteren
2. Imitatie
3. Informatie&aanwijzingen
4. Ervaringen

Leg uit waarom er in een dorp als Farsum meer sociale controle is dan in de stad Groningen

Schrijf een positieve sanctie op
Mark komt nooit te laat op zijn werk

Schrijf een negatieve sanctie op:
De klas is het huiswerk weer vergeten te maken.

Je hand opsteken voor dat je iets wil zeggen is een voorbeeld van Internalistie. Geef twee andere voorbeelden waaruit blijkt dat er sprake is van internalisatie

De persoon die jij bent, gevormd door alle kenmerken die bij jouw horen en je ervaringen

1. Socialiasatieproces
2. Puberteit
3. Identiteit
4. Cultuur

Hier is sprake van:

1. Rol gedrag
2. Rolbevestigend gedrag
3. Roldoorbrekend gedrag

Hier is sprake van:

1. Rol gedrag
2. Rolbevestigend gedrag
3. Roldoorbrekend gedrag

De verandering in het OV van Beste dames en heren naar Beste reizigers is een voorbeeld van:

1. Socialisatie
2. Internalisatie
3. rolpatronen
4. Genderneutraal

De puberteit is de periode tussen:

1. je leeftijd en je kindertijd
2. je kindertijd en oudheid
3. je kindertijd en volwassenheid
4. kleutertijd en volwassenheid

tijdens je puberteit leer jij je:

1. Eigen keuzes te maken en grenzen te ontdekken
2. je seksuele identiteit en je veters te strikken
3. Je eigen muzieksmaak en taalgevoel
4. eigen vrienden te kennen en met met appels te gooien

Leg uit wat tolerantie betekent

In welke situatie is er sprake van tolerant gedrag?

1. Commentaar geven op het suikerfeest
2. Het dragen van paarse kleding op paarse vrijdag
3. Iemand aanspreken die belt in de trein
4. Het bekritiseren van vluchtelingen

iemand die geen rekening houdt met anderen: dit noemen wij ook wel....

Leg uit aan de hand van een voorbeeld wanneer er sprake is van groepsdruk

....... is een vorm van groepsdruk

1. Zoenen
2. Kaas eten
3. Schelden
4. Pesten

....... is een vorm van groepsdruk

1. Een onvoldoende
2. Leren
3. Dezelfde kleding kopen
4. Niet klikken

In welke situatie is er sprake van een generatieconflict?

1. je fiets wordt gestolen door een bejaarde opa
2. Jij wil om 02.00 thuis zijn, je ouders willen jou om 23.00 thuis zien.
3. Je Opa en Oma roken sigaren.
4. Je ouders zitten de gehele dag op hun telefoon

leg uit wanneer er sprake is van een generatieconflict