H2.4 & 2.5 - De celkern en celdeling

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

H2.4 & 2.5 - De celkern en celdeling

Planning

1 toestel per groep

• 
  
• 
  
• Herhalen
• Uitleg
• aan de slag 
• Les afsluiten

Waar hebben we het de
vorige les over gehad?

Wat is een cel?

Wat zijn de organellen
van een dierlijke cel?

Welke organellen heeft een plantaardige
cel die een dierlijke cel niet heeft?

Leerdoelen

Aan het einde van de les kan je:

• De kenmerken van chromosomen noemen;
• De bouw en functie van DNA beschrijven;
• Beschrijven hoe een cel zich deelt;
• De kenmerken van stamcellen noemen.

De celkern

Een cel wordt aangestuurd door een regelcentrum: de celkern. 

De celkern bevat alle informatie die daarvoor nodig is. Die informatie erf je van je ouders.

Aantekening

• Chromosomen: dunne draden in de celkern die regelen wat er in de cel gebeurt;
• DNA: bevat de informatie over erfelijke eigenschappen
• Erfelijke eigenschappen: eigenschappen waarvoor je de informatie van je ouders erft
• Basen: deeltjes van DNA
• Basenpaar: twee basen die precies in elkaar passen (AT of CG)

Celcyclus

Celcyclus: het terugkerende proces van celdeling, groei en weer nieuwe celdeling

Aantekening

• Moedercel: cel die zich deelt en twee dochtercellen vormt
• Dochtercellen: cellen die ontstaan doordat de moedercel zich deelt
• Plasmagroei: proces waarbij de dochtercellen groeien doordat het cytoplasma toeneemt

Van wie heb jij de erfelijke eigenschappen in je DNA geërfd?

1. Je vader
2. Je broers/zussen
3. Je moeder
4. Je omgeving

Is in een cel van je vinger informatie opgeslagen over de vorm van je neus?

1. Ja
2. Nee

DNA is opgebouwd uit vier stukken die twee aan twee op elkaar passen.
Hoe heten deze stukken?

1. Basen
2. Chromosomen
3. DNA
4. Cellen

Zet de stappen van de celdeling in de goede volgorde

Moedercel

Dochtercellen

Kerndeling

Plasmagroei

Celdeling

Opdrachten maken

Basisstof 2.4: 1, 2, 5, 6, 8 en 9

Basisstof 2.5: 1, 4 en 6 t/m 9

Klaar? Teken een plantaardige cel en benoem de organellen

Evalueren

Wat ging er goed?

Wat ging er nog niet zo goed?