Spelling - werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

bijles spelling - werkwoorden

• stam en ik-vorm
• persoonsvorm t.t.
• persoonsvorm v.t.
• voltooid deelwoord 

ik-vorm

• het onderwerp van de zin is: IK
• als je of jij erachter staat
• bij de gebiedende wijs (bevel) 

De ik-vorm

Je hebt de ik-vorm heel vaak nodig met spelling

Spelling - Ik vorm

werken = ik werk

lopen =ik loop

schrijven = ik schrijf

ik-vorm

Als je of jij erachter staat, schrijf je de ik-vorm!

............... je / jij = ik

Loop je over straat?

Word ik steeds slimmer?

Dat heb je goed gedaan!

Dat heeft je broer goed gedaan.

bevel = ik

Blijf netjes zitten!

Ga goed meedoen!

Word steeds slimmer!

oefenen

Maak de opdracht op het werkblad,

die horen bij ik-vorm.

De vuilniswagen … (lozen t.t.) het afval bij de verwerkingsfabriek.

1. de vuilniswagen = het  

2. ik-vorm + t

3. ik loos+t     

4. loost             

Dat eigenwijze joch .......... (weigeren, tt) toe te geven dat hij een foutje heeft gemaakt.

Dat eigenwijze joch .......... (weigeren, tt) toe te geven dat hij een foutje heeft gemaakt.

1. dat eigenwijze jong = hij  

2. ik-vorm + t

3. ik weiger + t   

4. weigert           

Je ................... (uploaden, tt) die foto's het snelste, wanneer je dit programma gebruikt.

Je ................... (uploaden, tt) die foto's het snelste, wanneer je dit programma gebruikt.

1. Je  

2. ik-vorm +t

3. ik upload +t     

4. uploadt           

Tijdens het koken van de aardappels, .......................
(verwonden, tt) hij mijn hand.

Tijdens het koken van de aardappels, .......................

 (verwonden, tt) hij mijn hand.

1. hij 

2. ik-vorm +t

3. ik verwond +t    

4. verwondt           

oefenen

Maak de opdracht op het werkblad,

die horen bij persoonsvorm t.t.

Kees ...... (fiets) over straat.

stam = fietsen - en = fiets

ik-vorm + te/de   s in 't ex-kofschip?     ja - te

                                                                               nee - d

ik fiets + te

Kees fietste over straat. 

Jan .... (reizen) niet meer ver.

stam = reizen - en = reiz

ik-vorm + te/de    z in 't ex-kofschip?           ja - te

                                                                                      nee - d

ik reis + de

Jan reisde niet meer ver. 

oefenen

Maak de opdracht op het werkblad,

die horen bij persoonsvorm v.t.

Door de stress ben ik voor het examen … (zakken).

Door de stress ben ik voor het examen … (zakken).

1. voltooid deelwoord

     - d/t?

2. stam = zakk

3. +t

4. gezakt

oefenen

Maak de opdracht op het werkblad,

die horen bij voltooid deelwoord.