Engels periode 6 les 6A

Engels periode 6 les 6A
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Engels periode 6 les 6A

Slide 1 - Diapositive

Welcome dear students
For today:
- Question time
- countable & uncountable nouns
- demonstrative pronouns
- Blooket demonstrative pronouns
- Presentations
- Homework

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

What is a noun?

Slide 5 - Diapositive

Countable vs. uncountable nouns
Countable
Uncountable
Girl, apple, cup, book, chair
--> have a plural form
--> a/an
Clothing, coffee, laughter, sand, water, sugar
--> no plural form
--> a/an

Slide 6 - Diapositive

Devide the words into countable and uncountable nouns
Countable
Uncountable
timer
2:00
Onion             Milk                      Salt                     Eggs

Cheese          Tomatoes            Cookies               Bread

Butter          Burgers                  Sandwiches       Apples

Slide 7 - Diapositive

Devide the words into countable and uncountable nouns
COUNTABLE
UNCOUNTABLE
Onion
Milk
Cheese
Tomatoes
Salt
Eggs
Cookies
Bread
Butter
Sandwiches
Burgers

Slide 8 - Question de remorquage

Keys
      Group 1                                     Group 2
Countable nouns                 Uncountable nouns

Onion                                     Milk
Tomatoes                              Salt
Eggs                                       Cheese
Cookies                                  Bread
Burgers                                  Butter  
Sandwiches
Apples

Slide 9 - Diapositive

3.2 Make notes please!

Slide 10 - Diapositive

Demonstrative pronouns:
>  aanwijzend voornaamwoord
> je wijst het zelfstandig naamwoord aan
> iets is dichtbij of iets is ver af (deze appels of die appels)

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Dichtbij
Ver af 
This
these
That
Those

Slide 13 - Question de remorquage

Look over there! Who is _____ boy?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 14 - Quiz

I would like ____ tomatoes, please
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 15 - Quiz


A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 16 - Quiz

Past simple

Slide 17 - Diapositive

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter:
I live - I lived
you move - you moved

In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat:
I drop - I dropped
they plan - they planned

Slide 18 - Diapositive

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets gebeurd is in de verleden tijd en ook beëindigd is.

Wij noemen de Past Simple de Verleden Tijd.


Slide 19 - Diapositive

 RWW Spelling
Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:
I carry- I carried
you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:
I play - I played

Slide 20 - Diapositive

Past Simple - OWW

Er zijn geen regels voor de OWW, je moet ze uit je hoofd leren. Je pakt voor de Past Simple de 2e kolom.

see - saw - seen
come - came - come

Slide 21 - Diapositive

Past Simple Signaalwoorden

In de zin staat vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 22 - Diapositive

Je gebruikt de Past Simple als...
A
iets gebeurd is in de toekomst
B
iets iedere dag gebeurt
C
iets gebeurd is in het verleden en afgerond is
D
iets nog niet gebeurd is

Slide 23 - Quiz

What is correct?
We ..... (go) the cinema yesterday.

A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 24 - Quiz

What is correct?
Yesterday I ..... (clean) the kitchen.
A
clean
B
cleaned

Slide 25 - Quiz

Turn into questions
My sister played the guitar last year.
A
Did my sister play the guitar last year?
B
Did my sister played the guitar last year?
C
Does my sister play the guitar last year?

Slide 26 - Quiz

Turn into a negative
You bought a game.
A
You didn't buy a game.
B
You did not bought a game.
C
You don't buy a game.

Slide 27 - Quiz

Past Simple inlever opdracht
Ga naar: https://www.toonytool.nl/
Klik op: Maak een cartoon
Maak een cartoon van 6 frames.
Het stripverhaal moet in het Engels zijn.
Gebruik de simple past (verleden tijd).
Het stripverhaal moet een kloppend verhaal hebben.
Klaar? Bewaar het stripverhaal als afbeelding en kies pdf.
Lever het in op It's Learning voor de volgende les.


Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive