Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Thema 2:
Cel en leven
paragraaf 2.1
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen
De organisatieniveaus van de biologie kennen.
Kunnen uitleggen wat stamcellen zijn en welke speciale rol zij vervullen.
Kunnen beredeneren wat de verhouding oppervlak/inhoud betekent voor celgrootte of warmteverlies van organismen
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Bespreek na het kijken van de video de volgende vraag met een klasgenoot: Neem als voorbeeld het ademhalingsstelsel. Benoem: 1)een orgaan dat bij dat stelsel hoort 2)een weefseltype in dat orgaan 3)het celtype van dat weefsel.
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Diapositive
Welk type cellen zie je in de afbeelding?
A
eicel
B
zaadcellen
C
huidcellen
D
spiercellen
Slide 6 - Quiz
Je huid is
A
een orgaanstelsel
B
een orgaan
C
weefsel
D
een weefseltype
Slide 7 - Quiz
Selecteer het juiste antwoord
Een orgaan bestaat uit dezelfde / verschillende typen weefsel
A
dezelfde
B
verschillende
Slide 8 - Quiz
Selecteer het juiste antwoord
Een weefsel bestaat uit dezelfde / verschillende typen cellen
A
dezelfde
B
verschillende
Slide 9 - Quiz
Het hele grote en het hele kleine kunnen we niet met het blote oog zien. We komen wel een heel eind met instrumenten.
Rode bloedcellen zijn ongeveer 0,00001 m groot ofwel 0,01 mm. Bacteriën zijn nog eens tienmaal zo klein. Men gebruikt voor deze kleine afmetingen meestal de eenheden micrometer (afgekort μm = 10-6 meter) en nanometer (afgekort nm = 10-9 meter).
Slide 10 - Diapositive
Celbiologie
(onderbouw)
4 soorten cellen
Waar herken je ze aan?
Slide 11 - Diapositive
Organisatieniveau
Hiërarchisch niveau van complexe structuren
Klein --> Groot
In het boek gaat het over suikerziekte...
Slide 12 - Diapositive
Organisatieniveau (klein naar groot)
Insuline (molecuul) --> Betacellen in eilandjes van langerhans (cellen) --> alvleesklier (orgaan) --> Men voelt zich ziek (organisme)
Slide 13 - Diapositive
Zet de organisatieniveau's in de juiste volgorde
Weefsel
Organel
Cel
Molecuul
Populatie
Orgaan
organisme
orgaanstelsel
levensge-
meenschap
ecosysteem
Slide 14 - Diapositive
Correcte volgorde
1. Molecuul
2. Organel
3. Cel
4. Weefsel
5. Orgaan
6. Orgaanstelsel
7. Organisme
8. Populatie
9. levensgemeen-schap
10. ecosysteem
Slide 15 - Diapositive
Emergente eigenschap
Een eigenschap die niet valt af te leiden aan afzonderlijke onderdelen...
Een spier is een orgaan
Een spier kan samentrekken
Een spier kan niet springen
Om te kunnen springen, wat gebeurt er dan in het lichaam?...
Slide 16 - Diapositive
Emergente eigenschap
Een organisme kan springen omdat...
Bloedstroming in bloedvaten in de spieren
Zenuwen
Zintuigen
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Vidéo
In suikerziekte onderscheiden wij een hyper en hypo
Hyper: Veel suikers in het bloed
Hypo: weinig suikers in het bloed --> eten van suikers
Slide 19 - Diapositive
Mensen met een hyper...
Insuline spuiten...
Transplantatie ( een hele alvleesklier)...
Stamcellen... (cellen van 'eilandjes van Langerhans')
Slide 20 - Diapositive
Stamcellen
Stamcellen brengen nieuwe cellen voort
Stamcellen zijn on- gedifferentieerde cellen.
Voorbeelden: toplaag van darmen, ons huid, bloedcellen (beenmerg)