Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Rekenen Kerst 2022
Slide 1 - Diapositive
Onder de kerstboom liggen 24 pakjes. Jullie zijn met 3 personen. Hoeveel pakjes krijgen jullie per persoon?
A
4
B
8
C
2
D
6
Slide 2 - Quiz
De kerstman heeft 15 rendieren. Hij maakt 3 rijen. Hoeveel rendieren staan er in elke rij?
A
5
B
10
C
7
D
18
Slide 3 - Quiz
In de kerstboom hangen 28 kerstballen. Kim hangt er nog 9 kerstballen bij. Hoeveel ballen hangen er nu in de boom?
A
9 ballen
B
26 ballen
C
19 ballen
D
37 ballen
Slide 4 - Quiz
In de klas zitten 32 studenten. De docent schrijft voor elke docent een kerstkaart. Ze heeft er al 14 klaar. Hoeveel kaarten moet ze nog schrijven?
A
44 kaarten
B
18 kaarten
C
22 kaarten
D
10 kaarten
Slide 5 - Quiz
Vandaag is het zaterdag. Het is overmorgen 2e kerstdag. Op welke dag is dat dan?
A
donderdag
B
dinsdag
C
maandag
D
woensdag
Slide 6 - Quiz
Sofie en Mo spelen samen in de sneeuw. Ze hebben 5 stapels van 8 sneeuwballen gemaakt. Hoeveel sneeuwballen hebben ze samen?
A
45 sneeuwballen
B
13 sneeuwballen
C
3 sneeuwballen
D
40 sneeuwballen
Slide 7 - Quiz
Sarah en Bilal glijden op de slee. Ze glijden allebei 9 keer van de berg af. Hoeveel is dat in totaal?
A
18 keer
B
11 keer
C
7 keer
D
21 keer
Slide 8 - Quiz
Vandaag is het dinsdag 3 januari. Eergisteren is het nieuwe jaar begonnen. Op welke dag was dat?
A
maandag
B
zaterdag
C
zondag
D
donderdag
Slide 9 - Quiz
Zoek op de plaat
Kijk naar de plaat.
Geef antwoord op de vraag.
Slide 10 - Diapositive
Kijk goed, je krijgt vragen.
Kijk goed
Je krijgt hierna vragen over het plaatje.
Je kunt bij elke vraag nog een keer kijken naar het plaatje.
Slide 11 - Diapositive
Kijk naar de plaat. Hoeveel rendieren zie je in de stal staan?
A
2 renderen
B
3 rendieren
C
4 rendieren
D
5 rendieren
Slide 12 - Quiz
Kijk naar de plaat. Hoeveel kinderen hebben een wit blaadje in de handen?
A
2 kinderen
B
3 kinderen
C
4 kinderen
D
1 kind
Slide 13 - Quiz
Kijk naar de plaat. Hoeveel rode slingers hangen in de kerstoom?
A
2 slingers
B
3 slingers
C
4 slingers
D
5 slingers
Slide 14 - Quiz
Kijk naar de plaat. Hoeveel mensen (+ kinderen) zie je op de plaat?
A
23 mensen
B
20 mensen
C
24 mensen
D
21 mensen
Slide 15 - Quiz
Kijk naar de plaat. Hoeveel (kerst)bomen zie je op de plaat?
A
18 bomen
B
15 bomen
C
16 bomen
D
17 bomen
Slide 16 - Quiz
Kun je dit ook?
Nu nog een beetje moeilijker...
Lees de vraag goed!
Slide 17 - Diapositive
De kerstman kijkt een film die 90 minuten duurt. Hij begint om 19:45 uur met kijken. Hoe laat is hij klaar?
A
21:45 uur
B
21:15 uur
C
20:45 uur
D
22:15 uur
Slide 18 - Quiz
Puck maakt voor Kerst taarten. Ze heeft voor elke taart 4 appels nodig. Ze maakt 12 taarten. Hoeveel appels heeft ze nodig?
A
40 appels
B
16 appels
C
48 appels
D
60 appels
Slide 19 - Quiz
De kerstman koopt een slee. De slee kost 5200 euro. Hij krijgt 500 euro korting. Hoeveel moet hij betalen?
A
4700 euro
B
4200 euro
C
5000 euro
D
4500 euro
Slide 20 - Quiz
De kerstman heeft 24 rendieren. 2/3 van de rendieren is wit. Hoeveel rendieren zijn wit?
A
8
B
16
C
12
D
20
Slide 21 - Quiz
Mia koopt een kerstjurk. De kerstjurk kost 70 euro. Ze krijgt 10% korting. Hoeveel euro korting krijgt ze?
A
63 euro
B
10 euro
C
7 euro
D
17 euro
Slide 22 - Quiz
De Kerstman leest in zijn boek. Hij heeft 512 bladzijdes gelezen. Hij moet er nog 35 lezen. Hoeveel bladzijdes heeft het boek?
A
547 bladzijdes
B
477 bladzijdes
C
574 bladzijdes
D
475 bladzijdes
Slide 23 - Quiz
Op je werk is er een kerstlunch geregeld voor jou en je collega's. Voor elke collega zijn 3 broodjes berekend. In totaal zijn er 48 broodjes geregeld. Met hoeveel personen zijn jullie?
A
12
B
14
C
16
D
18
Slide 24 - Quiz
Je had een pak kerstkransjes meegenomen naar je werk. Eind van de dag zitten er nog 5 koekjes in de verpakking, dit is 1/4 deel van het totaal. Hoeveel koekjes zaten er in totaal in de verpakking
A
25
B
20
C
18
D
15
Slide 25 - Quiz
Je hebt voor bij het kerstdiner een taart gemaakt. Uit de taart kunnen 12 stukken. 2/3 van de taart is op. Hoeveel stukjes zijn er nog over?
A
9
B
3
C
8
D
4
Slide 26 - Quiz
In de vakantie boek je een hotel. Per nacht betaal je € 76,-. Je gaat 6 nachten. Hoeveel moet je betalen?