VWO 3 leva en bijwoord

Bonjour et bienvenue! 
Aujourd'hui; 
* on lit, et on répond aux questions de texte 7 
* on répète l'adverbe
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Bonjour et bienvenue! 
Aujourd'hui; 
* on lit, et on répond aux questions de texte 7 
* on répète l'adverbe

Slide 1 - Diapositive

Leesvaardigheid 
voorbereiding leestoets, lees goed mee, maak aantekeningen!

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

On répète; l'adverbe= bijwoord

Slide 13 - Diapositive

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of een hele zin

Tu as bien travaillé

Tu as travaillé très bien

C’est une très belle maison

Heureusement, il a eu du succès.


NB Een bijwoord heeft maar één vorm !!!!!! Er is dus geen verschil tussen enkelv/meerv mann/vrwl

Slide 14 - Diapositive

Vorming van het bijwoord

Een bijv.nw. eindigend op een klinker:  -ment erachter

  • voorbeeld: vrai >>>> vraiment= echt


"Il parle vraiment deux langues!"










Slide 15 - Diapositive

Vorming van het bijwoord

Een BN eindigend op een medeklinker:  Zet het BNin het vrouwelijk en dan -ment erachter

  • voorbeeld: heureux --> heureuse --> heureusement= gelukkig


"Heureusement, c'est le week-end!"


Slide 16 - Diapositive

Vorming van het bijwoord

Een BN eindigend op –ent of –ant :

--> ent  krijgt emment            évident --> évidemment= duidelijk

   

--> ant krijgt  amment            constant --> constamment= constant

Pas op de uitzondering: Lent --> Lentement= langzaam


Slide 17 - Diapositive

Bijzondere gevallen

bon >>>>>>> bien= goed

meilleur >>>> mieux= beter

mauvais >>>> mal= slecht

long >>>>>>> longtemps= lang

rapide >>>>> vite/rapidement=snel

gentil >>>>>> gentiment= aardig

Slide 18 - Diapositive

Je gebruikt een bijwoord als het iets zegt over een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
J'ai _______(vrai) besoin de l'argent
A
vraie
B
vraiement
C
vrai
D
vraiment

Slide 20 - Quiz

Wat is het juiste antwoord?
C'est un _______ livre.
A
mauvaise
B
mal
C
mauvais

Slide 21 - Quiz

Ecoutez ..... ! (goed)
A
bon
B
bien

Slide 22 - Quiz

Benzéma est un .... joueur.
A
bon
B
bien

Slide 23 - Quiz

Compris?
Ga nu verder met tekst 8,9,10 = huiswerk voor morgen, woorden opzoeken, en antwoorden onderstrepen in de tekst. 

Slide 24 - Diapositive