2.5 Woorden en 2.6 Spreken, kijken en luisteren

Lezen!
10 minuten lezen 
Volgende week donderdag (14 dec)
 boektoets, dus dan moet je hele boek uit
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Lezen!
10 minuten lezen 
Volgende week donderdag (14 dec)
 boektoets, dus dan moet je hele boek uit

Slide 1 - Diapositive

2.5 Woorden en 2.6 Spreken, kijken en luisteren
Ik weet wat een synoniem is
Ik ken de woorden uit de woordenlijst
Ik weet hoe ik vragen voorbereid voor een zakelijk telefoongesprek
Ik kan een zakelijk telefoonsgesprek voeren

Slide 2 - Diapositive

Deze week
Les 1: Uitleg 2.5 Woorden
Les 2: Zelfstandig werken
Les 3: Uitleg 2.6 Spreken, kijken en luisteren
Les 4: Zelfstandig werken 

Slide 3 - Diapositive

2.5 Woorden
Maar wat weet je nog van 1.5 woorden?

Slide 4 - Diapositive

Welk woord is een samenstelling?
A
talent
B
lichamelijk
C
woonkamer
D
meisje

Slide 5 - Quiz

Welk woord is geen samenstelling?
A
klaslokaal
B
rugzak
C
jeugdtrainer
D
aandacht

Slide 6 - Quiz

Samenstellingen
Een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat, heet een samenstelling. 
sport + tas = sporttas

Om een goede samenstelling te maken, moet er soms een letter bij of af. 
talent + jacht = talentenjacht (-en erbij)
training + broek = trainingsbroek (-s erbij)
tekenen + talent = tekentalent (-en eraf)

Slide 7 - Diapositive

Samenstellingen
Let op het laatste woord van de samenstelling.

- Het is belangrijk voor de betekenis:
sporttas = soort tas
tafeltennistafel = soort tafel

- Het bepaald het lidwoord:
het talent + de jacht = de talentenjacht

Slide 8 - Diapositive

Maak een samenstelling van de twee woorden, met lidwoord:
de kip + het hok

Slide 9 - Question ouverte

2.5: Synoniemen
Sommige woorden hebben dezelfde betekenis. Die woorden noem je synoniemen

Juist en correct (maar ook goed)
Rennen en hollen

Slide 10 - Diapositive

Kom je een onbekend woord tegen in de tekst, kijk dan of er een synoniem in de buurt staat. Soms staat er een signaalwoord of leesteken bij:


• dat is: Jongeren kunnen over het algemeen, dat is meestal, goed praten.
oftewel, of: Ouders zijn vaak attent of vriendelijk.
haakjes: Jongeren voelen wel veel druk (stress) om te presteren.
dubbele punt: Ook vaders nemen tegenwoordig het initiatief om te communiceren: ook zij beginnen het gesprek.



Slide 11 - Diapositive

Welk synoniem van attent zie in de voorbeeldzin staan?

Ouders zijn vaak attent of vriendelijk.

Slide 12 - Question ouverte

Weektaak
2.5 opdracht  8 t/m 12 en 15 en 16
Boek lezen

Slide 13 - Diapositive

Lezen!
10 minuten lezen 

Slide 14 - Diapositive

2.5 Woorden en 2.6 Spreken, kijken en luisteren

Ik weet wat een synoniem is
Ik ken de woorden uit de woordenlijst
Ik weet hoe ik vragen voorbereid voor een zakelijk telefoongesprek
Ik kan een zakelijk telefoonsgesprek voeren



Slide 15 - Diapositive

Synoniem?

Slide 16 - Diapositive

2.6: Een zakelijk telefoongesprek
Een zakelijk telefoongesprek voer je met iemand die je niet persoonlijk kent. Meestal vraag je om informatie of geef je zelf informatie. Je belt bijvoorbeeld met de tandarts om een afspraak te maken.

Wanneer voer je nog meer een zakelijk telefoongesprek?

Slide 17 - Diapositive

Regels voor een zakelijk telefoongesprek
• Groet, en zeg je voor- en achternaam.
• Spreek de ander aan met u.
• Vertel waarvoor je belt of geef antwoord op de vragen.
• Sluit het gesprek af door
– gemaakte afspraken te herhalen;
– te bedanken voor het gesprek of voor de informatie.
• Spreek duidelijk en in een rustig tempo.
• Zeg beleefd gedag voordat je ophangt: Een prettige dag nog.

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag!
Maak opdracht 9 en 10 op bladzijde 151 en 152 van je werkboek. Werk in drietallen. 

Slide 19 - Diapositive

Weektaak
2.5 opdracht  8 t/m 12 en 15 en 16
Boek lezen t/m 

Slide 20 - Diapositive