Thema 3 Genetica BS2 Genenparen

Thema 3 Genetica
Basisstof 2 genenparen
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Thema 3 Genetica
Basisstof 2 genenparen

Slide 1 - Diapositive



WAT
* lezen basisstof 3.2 en 3.3
** maken + nakijken opdr. 14-23       en opdr. 27 t/m 37
*** testjezelf 3.2 en 3.3
     puzzel erfelijkheid op
     biologiepagina.nl

     

HOE
individueel
in stilte

HULP NODIG
  1. kijk in de tekst in je basisstof
  2. schrijf je vraag op, vraag na afloop of tijdens een R-les aan je docent
actie - IN STILTE

Slide 2 - Diapositive

Zet de begrippen in de juist volgorde van groot naar klein.
Chromosoom
Gen
Genoom
Nucleotide
Stikstofbase

Slide 3 - Question de remorquage

H3: 
Genetica
BS 2: 
Genenparen
Begrippen: homozygoot, heterozygoot, dominant allel, recessief allel, drager onvolledig dominant, intermediar fenotype, codominant, recombinatie, genetische variatie

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken. 
  2. Je kunt beschrijven hoe door recombinatie  nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

Slide 5 - Diapositive

Gen en allel
gen = stuk dna codeert voor 1 eigenschap
  • chromosomen komen in paren voor, dus genen ook

allel = één van de verschillende varianten van een gen

2 homologen chromosomen

Slide 6 - Diapositive

Homozygoot: allebei de genen zijn hetzelfde  



Heterozygoot:
de genen zijn verschillend

Slide 7 - Diapositive



dominant allel: dit gen komt tot uiting
  • notatie = hoofdletter A
recessief allel: komt alleen tot uiting wanneer er geen dominant allel aanwezig is
  • notatie = zelfde letter, maar dan klein a

Slide 8 - Diapositive

Drager
Een heterozygoot is een drager van het recessieve allel.

Dat kan bijv. voor een gen zijn dat codeert voor de haarkleur, maar ook voor een gen dat leidt tot een ziekte.

Slide 9 - Diapositive

Onvolledig dominant
  • Bijvoorbeeld bij oogkleur
  • Het recessieve allel komt een beetje tot uiting in het fenotype
  • Allel voor bruine ogen is onvolledig dominant

Slide 10 - Diapositive

onvolledig dominant
een recessief allel dat bij een heterozygoot individu een beetje tot uiting komt in het fenotype

intermediair fenotype
beide allelen komen in een mengvorm tot uiting in het fenotype

codominantie
beide allelen komen volledig tot uiting in het fenotype
fenotype              notatie
aa
AA
Aa







ARAR : rood
ARAW :roze
AWAW: wit


ARAR : rood
AWAW: wit
AWAR = rood met witte vlekken

Slide 11 - Diapositive

Juiste manier van noteren
AA = homozygoot dominant
aa = homozygoot recessief
Aa = heterozygoot

IRIR = dominant + letter kleur
IwIw = dominant + letter kleur
IwIR = dominant + mengsel kleur

Slide 12 - Diapositive

Recombinatie
Recombinatie is het herverdelen van erfelijke eigenschappen en leidt tot genetische variatie onder nakomelingen.

Genetische variatie is belangrijk voor het overleven van een soort.

2n = 6
2
mogelijkheden

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

2 gelijke allelen (genen) voor een eigenschap noemen we:
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 15 - Quiz

Welke eigenschap komt tot uiting bij een heterozygoot allelenpaar?
A
de dominante eigenschap
B
de recessieve eigenschap

Slide 16 - Quiz

Pjotr zijn lettercode voor haarkleur is Aa. Zijn haar is bruin. Is de kleur voor zijn haar dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief

Slide 17 - Quiz

Aa kan je ook wel omschrijven als:
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief
D
Heterozygoot dominant

Slide 18 - Quiz

Genetische variatie onstaat door ........... en .............. (blz 178 en 179 kan je helpen)

Slide 19 - Question ouverte

Als uit een rode en een witte plant, roze planten ontstaan, dan is de overerving..........?
A
intermediair
B
recessief
C
autosomaal
D
heterozygoot

Slide 20 - Quiz

Welke omschrijving hoort (het best) bij de plaats van het vraagteken?
A
Chromosomenpaar
B
Allelenpaar
C
Genenpaar
D
Zowel genen- als allelenpaar

Slide 21 - Quiz

Waar of niet waar:
Een chromosoom is een gen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Wat is een allel?
A
De invulling van een gen
B
Een van de genen van een genenpaar

Slide 23 - Quiz

Aan de slag

Maken:

Opdrachten uit het boek:
14 t/m 26

Slide 24 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen hoe het fenotype van een organisme tot stand komen en hierbij de begrippen homozygoot, heterozygoot, dominant en recessief gebruiken. 
  2. Je kunt beschrijven hoe door recombinatie  nieuwe combinaties van allelen ontstaan.

Slide 25 - Diapositive