Zinsontleding 2A

Zinsontleding 2ASW
  • Onderwerp en persoonsvorm
  • WWG of NWG
  • LV
  • MV
  • BWB
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Zinsontleding 2ASW
  • Onderwerp en persoonsvorm
  • WWG of NWG
  • LV
  • MV
  • BWB

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

STAP 1

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

STAP 2

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Oefenen
O = Onderwerp
WWG = werkwoordelijk gezegde
NWG = naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Diapositive

Maak een zin met een NWG met stoel als Onderwerp

Slide 12 - Question ouverte

Maak een zin met een WWG waarbij iets met het Onderwerp gedaan wordt.

Slide 13 - Question ouverte

Maak een zin met een bijvoeglijk naamwoord als NWD.

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het onderwerp in deze zin?

Mijn fiets is stuk.
A
fiets
B
Mijn fiets
C
is
D
stuk

Slide 15 - Quiz

WWG of NWG?

Mijn fiets is stuk.
A
WWG
B
NWG
C
Ik weet het niet.

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?

Gelukkig kan de fietsenmaker van om de hoek hem morgen al repareren.
A
hem
B
Gelukkig
C
de fietsenmaker van om de hoek
D
de fietsenmaker

Slide 17 - Quiz

WWG OF NWG?

Gelukkig kan de fietsenmaker van om de hoek hem morgen al repareren.
A
WWG
B
NWG
C
Ik weet het niet.

Slide 18 - Quiz

Oefeningen in de cursus
p. 39 oef 1

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Waarom kan een zin met NWG geen LV bevatten?

Slide 31 - Question ouverte

Hoe heten LV en MV in het Frans?

Slide 32 - Question ouverte


Wat is 'me' in de volgende zin?

Sylvia geeft me haar notities
A
LV
B
MV

Slide 33 - Quiz

Wat is 'een oorverdovend kabaal':

De baby's maken een oorverdovend kabaal.
A
LV
B
MV

Slide 34 - Quiz

Wat is 'onze training':

Zaterdag heeft de coach onze training afgelast.
A
LV
B
MV

Slide 35 - Quiz

Wat is 'een mooie tekening':

Mijn neefje maakte speciaal voor mij een mooie tekening.
A
LV
B
MV

Slide 36 - Quiz

Wat is 'iedereen':

Mama gaf iedereen een stuk taart.
A
LV
B
MV

Slide 37 - Quiz

Oefeningen in de cursus
p. 41 oef 3

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Geef 3 vragen waarop een BWB het antwoord kan zijn.

Slide 43 - Question ouverte

Wat is de BWB?

De juf kondigde onverwachts een toets aan.
A
De juf
B
kondigde ... aan
C
onverwachts
D
een toets

Slide 44 - Quiz

Wat is de BWB?

Hij neemt morgen voor jou pralines mee.
A
Hij
B
morgen
C
voor jou
D
pralines

Slide 45 - Quiz

Wat is de BWB?

Joren repeteert elke dag.
A
Joren
B
repeteert
C
elke dag

Slide 46 - Quiz

Wat is de BWB?

Mila fluistert een geheim in mijn oor.
A
Mila
B
fluistert
C
een geheim
D
in mijn oor

Slide 47 - Quiz

Wat is de BWB?

Op kamp deden we een hoogteparcours.
A
Op kamp
B
deden
C
we
D
een hoogteparcours

Slide 48 - Quiz

Oefeningen in de cursus
p. 42 oef 4
p.43 oef 5

Slide 49 - Diapositive

Zinsdelen
Tekst

Slide 50 - Diapositive

Slide 51 - Diapositive

Zinsdelen onderscheiden 
p.44 oef. 6

Slide 52 - Diapositive