Periode 3 - interpunctie en hoofdletters

interpunctie






Elena Mastromichalis
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

interpunctie






Elena Mastromichalis

Slide 1 - Diapositive

Welke leestekens ken je al?

Slide 2 - Carte mentale

Waarom gebruiken we die leestekens?

Slide 3 - Question ouverte

Leestekens
  • Leestekens verbeteren de leesbaarheid van teksten.
  • Er zijn veel verschillende leestekens.

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 1:
Opdrachtinformatie:
In deze opdracht lezen jullie de tekst hardop en bepalen jullie samen waar de zinnen beginnen en eindigen. Zet hoofdletters en punten op die plaatsen.

Slide 5 - Diapositive

Belangrijkste regels
Wel een hoofdletter:
- Eerste letter van de zin
- Namen

Geen hoofdletter:
- dagen van de week
- maanden en jaargetijden
- afleidingen van christelijke feesten (kerststol, paashaas, pinksterbloem)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 8 - Carte mentale

Hoofdletters: Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 9 - Diapositive

Hoofdletters: Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 10 - Diapositive

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Duitsland/ Eindhoven / Pyreneeën / de Maas
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Amsterdams accent

Slide 11 - Diapositive

Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Dagen, maanden en historische periodes --> 
Hoofdletter of kleine letter?

november
maandag
renaissance 

    Slide 12 - Diapositive

    Welke zin is goed?
    A
    T.a.v. Kees Bol
    B
    t.a.v. Kees Bol
    C
    T.a.v Kees Bol
    D
    t.a.v Kees Bol

    Slide 13 - Quiz

    Welke zin is goed?
    A
    Wat zij gehaald had, kon echt niet.
    B
    Wat zij gehaald had kon echt niet.
    C
    Wat zij gehaald had: kon echt niet.

    Slide 14 - Quiz

    Welke zin is goed?
    A
    Samengevat: het idee lijkt mij erg leuk.
    B
    Samengevat het idee lijkt mij erg leuk.
    C
    Samengevat, het idee lijkt me erg leuk.

    Slide 15 - Quiz

    Welke zin is goed?
    A
    Mijn moeder zei: ik wil naar huis.
    B
    Mijn moeder zei: Ik wil naar huis.
    C
    Mijn moeder zei: 'Ik wil naar huis.'
    D
    Mijn moeder zei: 'Ik wil naar huis'

    Slide 16 - Quiz

    Welke naam is goed geschreven?
    A
    Meneer Van Tol
    B
    meneer van Tol
    C
    meneer Van Tol
    D
    Meneer van Tol

    Slide 17 - Quiz

    Welke zin is goed?
    A
    Doe mij maar een lekker colaatje!
    B
    Doe mij maar een lekker Colaatje!
    C
    Pepsi vind ik slechter dan Coca Cola.
    D
    Pepsi vind ik slechter dan coca cola.

    Slide 18 - Quiz

    Markeer de woorden in de tekst die altijd een hoofdletter krijgen.

    Slide 19 - Diapositive

    Opdracht 1
    Ga naar Whatsapp en kies 5 berichten uit, die jij onlangs hebt verstuurd. Verbeter die berichten. Let goed op de interpunctie en hoofdletters. 

    Slide 20 - Diapositive

    Maak in Studiemeter:
    2F - Thema Geld - Hoofdstuk 3 taalverzorging - Eindopdracht

    Slide 21 - Diapositive