§ 4.1 Waarom mensen migreren
1 / 19
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Heb je de paragraaf 4.1 gelezen?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
migratie
A
Verhuizen naar een andere stad.
B
Verhuizen naar een andere provincie.
C
Verhuizen naar een ander land.
D
Verhuizen naar een andere woonplaats.
Slide 5 - Quiz
gastarbeider
A
Iemand die permanent in een ander land gaat wonen om er te werken.
B
Iemand die (tijdelijk) in een andere stad gaat wonen om er te werken.
C
Iemand die (tijdelijk) in een ander land gaat wonen om er te werken.
D
Iemand die (tijdelijk) in een ander land gaat wonen.
Slide 6 - Quiz
discriminatie
A
Het achterstellen van mensen, omdat ze bijvoorbeeld een andere godsdienst, huidskleur of gewoonten hebben.
B
Het voortrekken van mensen, omdat ze bijvoorbeeld een andere godsdienst, huidskleur of gewoonten hebben.
C
Het achterstellen van mensen, omdat ze bijvoorbeeld een ander huis of auto hebben.
D
Het achterstellen van mensen, omdat ze bijvoorbeeld van een ras zijn.
Slide 7 - Quiz
Wat is een kennismigrant?
timer
0:30
Slide 8 - Question ouverte
Wat is een asielzoeker?
A
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in zijn/haar land om er te mogen blijven wonen.
B
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen blijven wonen.
C
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen werken.
D
Iemand die asiel (= bescherming) vraagt in een ander land om er te mogen blijven wonen en werken.
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Wat betekent EU?
timer
0:20
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Waarop zouden mensen gediscrimineerd kunnen worden?
timer
0:30
Slide 15 - Question ouverte
Slide 16 - Diapositive
Wat zouden de laagopgeleide arbeidsmigranten voor werk moeten gaan doen in de EU?
timer
0:30
