3.4 Decimale getallen en breuken

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

3.4 Decimale getallen en breuken

Welke breuk hoort bij 0,08

1. ​10​​8​​
2. ​100​​8​​
3. ​1000​​8​​

Sleep de juiste bewerking naar het juiste teken:

som

verschil

product

quotient

x

+

-

:

Uitleg:

Sleep de onderdelen naar de juiste plek

6 x 4 + 2 x 4 =

 +

=

8

24

32

In een klas van 35 kinderen is 1/5 deel ziek. Hoeveel leerlingen zijn er ziek?

1. 6
2. 7
3. 10
4. 5

Christiaan eet een flinke plak chocola van 350 gram. Hij eet 3/5 deel op.
Hoeveel gram chocola heeft hij over?

1. 120 gram
2. 210 gram
3. 70 gram
4. 140 gram

Leerdoelen 

basis:

• Je leert wat een decimaal getal is;
• Je leert hoe je een breuk als decimaal getal schrijft.

kader: 

• Je leert hoe je een decimaal getal als een breuk schrijft;
• Je leert hoe je breuken en decimale getallen met elkaar vergelijkt.

Decimaal getal

Hoe spreek je het volgende getal uit?
4,3

Hoe spreek je het volgende getal uit?
3,46

Welke getal ligt er tussen 4,5 en 4,6

1. 4,50
2. 4,45
3. 4,55
4. 4,65

Zet de getallen van klein naar groot.

0,7

0,69

0,71

0,608

0,712

1

2

3

4

5

Schrijf deze breuk
als decimaal getal

1. 0,017
2. 0,17
3. 0,0017
4. 17,1000

Hoe schrijf je deze breuk als decimaal getal?

1. 0,005
2. 0,05
3. 0,5
4. 5

Schrijf de breuk als
decimaal getal

1. 1,9
2. 0,9
3. 9,1
4. 0,10

Schrijf deze breuk
als decimaal getal

1. 0,017
2. 0,17
3. 1,7
4. 17,1000

Welke breuk hoort bij 0,3

1. ​10​​3​​
2. ​100​​3​​
3. ​1000​​3​​

Welke breuk hoort bij 0,08

1. ​10​​8​​
2. ​100​​8​​
3. ​1000​​8​​

Basis aan de slag!

Maak 3.4 vanaf blz. 108

Leerdoelen

• Je leert hoe je een decimaal getal als een breuk schrijft;
• Je leert hoe je breuken en decimale getallen met elkaar vergelijkt.

Schrijf dit decimale getal als breuk

1. 4​10​​2​​
2. ​2​​4​​
3. 4​5​​1​​
4. ​20​​4​​

Maak van het decimale getal een breuk: 1,4

1. ​5​​2​​
2. 1​10​​4​​
3. 1​5​​2​​
4. 1​5​​4​​

Schrijf dit decimale getal als breuk

1. ​5​​7​​
2. ​4​​3​​
3. ​7​​5​​
4. ​3​​4​​

Samen

Nu jullie, dan samen

Wiskundig teken voor "groter dan"

1. >
2. <
3. ≥
4. ≤

Welk teken hoort er op het
stippellijntje?

5,5 ........... 5,49

1. <
2. >
3. =

Welk teken hoort er op het
stippellijntje?

0,07 ........... 0,7

1. <
2. >
3. =

Samen

Aan de slag!

Kader: Maak 3.4 af (opdracht 27 t/m 35)

Basis: maak 3.4 af